1956 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 23
SAMENWERKING TUSSEN ARTSEN EN ZIELZORGERS
11
gen, dat zij bedorven is en dat het met het een en ander eens „uit" moet zijn, ligt niet in de lijn der overheden, die het van de politieke volksgunst moeten hebben." Hiermee zijn we meteen gestoten op omstandigheden, die oorzaak zijn van het ontstaan van veel meer raaklijnen tussen het arbeidsveld van medici en zielzorgers, dan men vroeger had kunnen vermoeden. Oorspronkelijk immers beperkte het medisch handelen zich tot de zgn. curatieve geneeskunde, uitgeoefend t.o.v. het zieke individu, dat de arts had laten ontbieden, soms zo laat mogelijk, vanwege de gevreesde rekening. De ontwikkehng van het fondswezen en alles wat met onze sociale zekerheden verband houdt, heeft er toe geleid dat het aantal mensen, dat deze curatieve hulp vraagt, minstens vertienvoudigd is. Naast deze curatieve op de enkeling gerichte geneeskunde heeft zich echter een collectief gerichte prophylactische ontwikkeld, die zich dus ook uitstrekt over alle gezonden. En nog is daarmee de verschuiving niet ten einde. Gezondheid is meer dan niet ziek zijn. In de praeambule van de grondwet der wereldgezondheidsorganisatie, staat voor gezondheid de volgende definitie: „Een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet uitsluitend de afwezigheid van ziekte of zwakte." Daarmede is echter het medisch handelen als positieve gezondheidszorg zich gaan uitstrekken over alle mensen, en over alle terreinen van het leven. De cura specialis heeft zich verbreed tot een cura generalis zonder verwaarlozing natuurlijk van het eerste. In de kerk zien wij als het ware een omgekeerde ontwikkeling. De collectief gerichte cura generaHs in de prediking, wordt steeds meer als eenzijdig gezien. Het apostolaat van de verkondiging krijgt zijn noodzakelijke aanvulling in pastoraat en diaconaat, waarvan het laatste het karakter van bedeling gelukkig heeft verloren. Daardoor ontmoeten arts en zielzorger elkaar niet meer nu en dan alleen bij het ziekbed van het individu, maar nagenoeg dagelijks, nu hun beider arbeid zich is gaan uitstrekken over zieken en gezonden, tot wier volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn zij beiden hun bijdrage leveren. Vanzelfsprekend dringt dan de vraag zich op, welke bijdrage ieder der partijen in het kader van het geheel kan leveren. Tot goed begrip daarvan moet het volgende overwogen worden. De receptieve uitrusting van de predikant was tot voor kort voor het zeer moeilijke werk der zielzorg wel zeer gebrekkig. Het is nog niet
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1956
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 356 Pagina's
![1956 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 23](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/orgaan-cvng-geloof-en-wetenschap/1956-geloof-en-wetenschap-orgaan-van-de-christelijke-vereeniging-van-natuur-en-geneeskundigen-in-nederland/1956/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1956
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 356 Pagina's