GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 69

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZELFKRITIEK IN DE NATUURWETENSCHAPPEN') door K. H. VOOUS

Wanneer ik vandaag tot U moet spreken over „Zelfkritiek in de Natuurwetenschappen", zou ik gaarne allereerst mijn onderwerp willen beperken tot de biologische wetenschappen en daar direct aan willen toevoegen, dat ik ook van dit gebied slechts een heel klein stukje kan overzien. Het is heel moeilijk om over zelfkritiek te spreken en te denken. Maar het zal U misschien interesseren te weten, hoe ik reeds als eerstejaars student — zij het zonder mijn toedoen en zonder dat ik er verder bij betrokken was — met de vraag naar de zelfkritiek in de biologische wetenschappen geconfronteerd werd. Tijdens een zoölogiepracticum was een der ouderjaars-studenten bezig een vis te ontleden en daarbij hoorde ik de hoogleraar (voor wien ik overigens in alle opzichten niets dan lof heb) zeggen, wijzend op een of ander orgaan: „Kijk, daaraan kunt U nu duidelijk zien, dat de mens van een vis afstamt". Ik weet niet over welk orgaan het ging, maar het zal U wel duidelijk zijn, dat een mens, hoe nauwkeurig en hoe vaak hij ook een vis zal bezien, daaraan nimmer zal kunnen waarnemen, dat hijzelf van zo'n dier afstamt. Natuurlijk zal de betreffende hoogleraar dit wel niet zo letterlijk hebben bedoeld. In feite zal de situatie wellicht aldus zijn geweest: de hoogleraar wees op een bepaalde anatomische structuur bij de op de snijtafel liggende vis en voegde er de gedachte aan toe, dat deze structuur niet in strijd geacht behoefde te worden met de theorie, dat de mens van visachtige voorouders afstamt. Deze situatie is al heel anders dan die welke door de oorspronkelijke uitspraak naar voren was gekomen. Primair is hier het aanvaarden van een bestaande theorie. Het vaststellen van een bepaalde anatomische structuur bij een bepaalde diersoort is secundair. Het eerste en het tweede gegeven konden nauwelijks een andere relatie hebben dan een zodanige, waarvan men moet zeggen, dat het tweede gegeven niet in strijd was met het eerste. Verre ervan, dat men het eerste uit het tweede zou kunnen aflezen, bezat het tweede evenmin enige bewijs^) College gehouden voor het Studium Generale van de Vrije Universiteit op 18 februari 1960 te Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 69

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's