GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1967 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 186

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

144

J. A. DE WILDE

ze hebben geen ruach, geen geest. De ziel wordt geacht te zetelen in het bloed. Ze ontvliedt het lichaam bij de dood. De vraag waar de ziel dan blijft is even weinig relevant als de vraag waar de laatste adem van iemand die sterft blijft. In de ziel is plaats voor gevoelens, stemmingen en aandoeningen, voor smart, vreugde, verlangen, hunkering, begeerte, wraakzucht, verbittering of liefde. Met het woord ziel wordt in de bijbel vaak de hele mens aangeduid, zoals dat op andere plaatsen ook geschiedt met het woord lichaam. In de bijbel bestaat eigenlijk nergens een tegenstelling tussen lichaam en ziel of tussen vlees en geest. De opstanding en het eeuwig leven hebben betrekking op ziel en lichaam, op de gehele mens. Het zijn de invloeden van het Griekse denken geweest, die daarin later scheiding teweeg gebracht hebben. Plato achtte de ziel niet onderworpen aan de aardse vergankelijkheid, doch onsterfelijk, tegenover het stoffelijk lichaam waarin de ziel tijdelijk gevangen is gedurende het aardse bestaan van de mens. Hij onderscheidt drie delen in de ziel: het begerende deel dat onder het middenrif zetelt, het gemoedsdeel dat in de borst huist en het verstand dat in het hoofd zit, een eerste aanloop tot een localisatieleer die tot in de hedendaagse psychiatrie vervolgd kan worden. Aristoteles, die een meer zakelijk-rationele tegenpool van de nogal dichterlijke zielsopvatting van Plato leverde, beschouwde de ziel als een vormgevende entelechie, welke hij poogde te beschrijven met begrippen van een zintuigelijk waarneembare orde uit de fysische wereld. In de plant komt deze entelechie tot uitdrukking in vorm, groeivermogen, voedingsvermogen en voortplantingsvermogen. Het dier beschilct over een ziel met gevoels- en waarnemingsvermogen, terwijl de mens bovendien het vermogen tot verstandig denken heeft. Het bezielde lichaam is voor Aristoteles een ondeelbare totaliteit. Daarnaast onderscheidt hij evenwel de menselijke geest, de nous poietikos, welke een sterfelijk aspect heeft dat tot het persoonlijke zieleleven behoort, maar ook een onsterfelijk aspect van bovenpersoonlijke geesteskracht, dat deel heeft aan het eeuwige, goddelijke. In de scholastiek wordt veelal het lagere deel van de ziel in Aristotelische zin opgevat, als vegatieve en animale ziel, terwijl het hogere deel van de ziel in neo-platonische zin geduid wordt naar zijn goddelijke aard. Thomas van Aquino brengt Aristotelische en bijbelse elementen bijeen in een beeld van de ziel waarin de mens met plant en dier gemeen heeft een anima vegetativa, met het dier bovendien een ani-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1967

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 294 Pagina's

1967 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 186

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1967

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 294 Pagina's