1971 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 281

C. C. JONKER

221

schap als scheppingsopdracht bedrijft, kan immers niet met twee waarheden leven. Het is niet de bedoeling deze opzet nu kritisch te evalueren, hetgeen ook de competentie van de schrijver te boven gaat. De jarenlange discussies over de problemen die hierbij opduiken hebben enkele verhelderingen gegeven, die een korte vermelding verdienen. Allereerst is veel duidelijker geworden dat wetenschap ontstaat door menselijke activiteit en dat er grenzen zijn, die de mens daarbij niet overschrijden kan en mag. Ten twede dat de overschatting van de wetenschap, die de vorm van het genoemde gelóóf in de wetenschap aanneemt, reeds, zij het slechts theoretisch, onderkend werd, vóór de ongeremde toepassingen van de wetenschap in de laatste decennia dit voor ieder duidelijk aantoonden. Ten derde werd in systematische onderzoekingen aangetoond, dat de vroegere en hedendaagse filosofische systemen van grondthema's uitgaan, die al of niet vermengd met christelijke motieven, het gehele denken beheersen en daarom ook gevolgen hebben voor de wetenschapsbeoefening en de waarde en zekerheid die men aan wetenschappelijke resultaten toekent. Het bleek echter enorm moeilijk, vooral in de natuurwetenschappen, deze inzichten in positieve resultaten om te zetten. Als er nl. een christelijke filosofie is die grondleggend is voor de vakfilosofie en deze de vakwetenschap richt, dan zouden er christelijke vakwetenschappen, met eigen methoden ontstaan en zou men van een christelijke natuurkunde, scheikunde of biologie moeten kunnen spreken. Er komen dan echter vele nieuwe problemen naar voren die geen bevredigende oplossing gevonden hebben. In de genoemde wetenschappen zijn geen resultaten of theorieën gevonden, die specifiek voor een christelijke wetenschap zijn. Bovendien zouden deze resultaten, als ze er waren, door de benaming christelijk, een gezag en waarde verkrijgen die ze verheffen zouden boven andere resultaten, terwijl ze berusten op experimenten en bewijsvoeringen die voor alle mensen gelijk zijn. Hiertegenover kan men wel opmerken dat er grotere voorzichtigheid in het hanteren van bepaalde theorieën, of in de natuurfilosofische implicaties daarvan, aan te geven zijn vanuit een christelijk georiënteerd filosoferen, maar de theoretische opbouw van bijv. de natuurkunde, zoals die gegeven is in de klassieke mechanica, de electrodynamica, de relativiteitstheorie en de quantum mechanica, worden er niet door veranderd. De grote vraag blijft dan: hoe verhouden zich het christelijke en het niet christelijk denken in

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen