Wetenschap en rekenschap - pagina 590
Een eeuw wetenschapsbeoefening en wetenschapsbeschouwing aan de Vrije Universiteit 1880-1980
J. KLAPWIJK
Óf reformatorische vernieuwing heeft niemand de eerste weg bepleit.
Voor het overige zijn de verschillen in wijsgerige opvatting niet gering gebleken.
Het zou dus misleidend zijn thans aan het slot te stellen, dat ieder voor zijn deel
heeft bijgedragen aan een gemeenschapsfonds van christelijk-wijsgerige ideeën.
Zo eenvoudig liggen de zaken niet. Tussen Kuyper en Woltjer, Dooyeweerd en
Vollenhoven, Van Peursen en Van Riessen — om maar enkelen te noemen — zijn
principiële meningsverschillen aan de dag getreden. Die hebben ondertussen wel
de wijsgerige bezinning gaande gehouden.
Ons overzicht toont met andere woorden geen gemeenschappelijkheid aan visies.
Wel een zekere gemeenschappelijkheid aan vraagstellingen; centrale vragen van
het tijdvak Kuyper zijn in de volgende decennia niet terzijde geschoven, maar
verbreed en verdiept. Niet zozeer in de geboden oplossingen als wel in de aange-
boden/jroè/eewi/eZ/mge/? is het filosoferen aan de V.U. een eigen herkenbare weg
gegaan en heeft het ook betekenis verkregen voor de wijsbegeerte in het algemeen.
Zonder nu naar volledigheid te streven som ik tot slot een aantal van deze
probleemstellingen op, gemarkeerde grensstenen langs een weg die naar de toe-
komst loopt.
1. Filosofie religie. Reeds Kuyper en Bavinck hebben het postulaat van de
religieuze onbevooroordeeldheid van het wijsgerig-wetenschappelijk denken
kundig gekritiseerd. De vraag naar de betrekking van religie en filosofie (Dooye-
weerd) èn het gevaar van een cirkelredenering (Zuidema, Van Riessen) is echter
actueel gebleven. Daarbij voegen zich tegenwoordig nevenvragen uit de weten-
schapsleer, bijvoorbeeld of het religieuze uitgangspunt slechts de „context of
discovery" of ook de „context of justification" van de theorievorming regardeert
en of zulk een uitgangspunt wellicht niet gezien moet worden binnen een breder
bestek van persoonlijke, politieke of paradigmatische presupposities (Sanders,
Kirschenmann).
2. Filosofie Heilige Schrift. De bijbel is voor een gelovige meer dan inspiratie-
bron; ze is ook aanwijzing („thorah") en onderwijzing („didachè"). Maar de vraag
naar een schriftuurlijke wijsbegeerte (Vollenhoven) en haar verhouding tot reli-
gieuze motieven (Dooyeweerd) en calvinistische beginselen (Kuyper) blijft be-
staan. Zo blijft ook de vraag, hoe de bijbelse leer verwoord of verwerkt zou moeten
worden zonder vermenging van taalvelden, zonder verwarring van filosofie en
theologie (Sanders, Meuleman).
3. Filosofie antithese. Waar Gods Woord en Gods Geest werkzaam zijn, daar
wordt het menselijk denken vernieuwd (Calvijn). Daar wordt het dus ook tijd voor
ideologie-kritiek. Leidt religieuze antithese echter altijd tot een program van
antithese-filosofie, tot een progrom van synthese-denken (Kuyper)? Of is er in
philosophicis een tussenweg begaanbaar, waarin kritiek en communicatie hand in
hand gaan, bijvoorbeeld in de vorm van een kritische ondervraging (Van der
Hoeven)? Zo ja, op grond waarvan is dit dan mogelijk: een Logosleer (Woltjer),
een gemene gratie-leer (Kuyper), de idee van Gods revelatie (Bavinck), Gods
presentie (Van Peursen), standen van zaken (Dooyeweerd)?
584
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980
Publicaties VU-geschiedenis | 602 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980
Publicaties VU-geschiedenis | 602 Pagina's