Dr. Abraham Kuyper en de Vrije Universiteit - pagina 282
Deze eerste proeve verscheen tenslotte in drie delen en in Princeton
sprak Kuyper reeds van het dogma van de gemene gratie. Toen was zijn
proeve nog niet afgerond, en geen kerk of synode had zich er over uit-
gesproken, maar toch sprak hij onvervaard over 'dit heerlijk dogma'.
Het nieuwe dogma van Kuyper was ook weer speculatief in zijn uit-
gangspunten. Voor de zondeval zouden er geen wilde en verscheurende
dieren geweest zijn, en na de zondeval zou zonder gemene gratie de we-
reld meteen een hel geworden zijn. Dat theologen van vorige eeuwen zo
dachten, mocht voor iemand die zijn denken in rapport met zijn tijd wil-
de brengen, toch geen reden zijn om die gedachten nog eens met veel
verve op te dienen! Het uitstel van het oordeel tot het laatste oordeel
noemde hij genade, zodat het begrip niet geheel eigenlijk werd gebruikt.
Genade volgt op een oordeel, en is geen uitstel daarvan. En hoe kan men
een uitstel, waardoor er niet twee mensen verloren gaan maar vele mil-
joenen, algemene genade noemen?
Kuyper meende dat hij niet speculeerde, toen hij de grond van zijn
dogma en leerstuk in het paradijsverhaal aanwees. Hij wilde geen specu-
latie en schreef daarom:
'Wat wij noodig hebben is zekerheid. Zekerheid aangaande din-
gen die bij den oorsprong en bij het opkomen van ons menschelijk
leven plaats grepen, en dat leven in heel zijn verdere ontwikkeling
beheerscht hebben.
Gij hebt er dus niets aan, of men u al zegt, dat er wel ongeveer
zoo iets zal gebeurd zijn. Neen, gij moet het nauwkeurig en zeker
weten. Dan alleen kunt ge er op afgaan, er gevolgtrekkingen uit
afleiden en er uw wereldbeschouwing op bouwen.'
Het paradijsverhaal was volgens Kuyper geschiedschrijving, waarbij
achtereenvolgens optraden: Ie de staat der rechtheid,
2e de staat der zonde, en
3e de staat van genade.
In de lusthof was geen koude of hitte, het regende er niet en van on-
weer of bliksem was geen sprake, ook niet van doornen, distels, onkruid
of giftige vruchten. Er was 'geen plagend insect, en geen tijger die loe-
rend den klauw ophief'. Het enige onzekere was dat zonde, dood en
vloek mogelijk waren. De toestand was nog niet 'zondeval/, doodval?
en vloekvö5/'. In dat paradijs werd Adam naar lichaam en ziel volwas-
sen geschapen, wijs, heilig en rechtvaardig voor God. Hij sprak een 'le-
vende, rijk ontwikkelde menschelijke taal'. En onder afwijzing van de
evolutieleer stelde Kuyper dat de dieren naar het beeld van de mens wa-
ren geschapen.
276
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 374 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 374 Pagina's