Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 204
De Vrije Universiteit 1880-2005
bouwd uit tekstfragmenten van Kuyper en andere voormannen, het geheel steeds afge
wisseld met samenzang. Het stuk eindigt met een oproep tot stichting van een medische
faculteit. 'Is dit wel mogelijk.' Ja, want wij hebben een God, die wond'ren werkt. En met
dien God zijn geen muren te hoog. Met dien God worden voor zijn volk bergen van be
zwaren als vlakke velden.' Er is iets wat hindert in deze hooggestemde oproep. Faber zat
dicht genoeg bij het vuur om te weten dat de Vrije Universiteit sinds 1947 van de over
heid een aanzienlijk bedrag aan subsidie ontving.470 j)^^ maakte de oprichting van een
medische faculteit mogelijk. Natuurlijk kan men de totstandkoming van die regeling in
de wet van minister Gielen een wonder noemen. Maar dan zou het toch eerlijker geweest
zijn als de declamator ook het middel had aangewezen waarmee ditmaal het wonder be
werkt was.
In zulke propaganda dreigt de schijn van onoprechtheid. Ze is te dramatisch om nog
zuiver recht te doen aan de werkelijkheid. Het valse sentiment kende ook andere varian
ten, met name die van knusse gereformeerde intimiteit. Onze mensen willen betrouwba
re predikanten, gelijkgezinde leraren en gelovige artsen, zei Anema in een toespraak van
1955 over 'Onze Vrije Universiteit'. Maar 'zij voelen de universiteit daarnaast en daar
boven als een geliefd stuk van hun eigen geestelijk bezit. Voor de docenten der univer
siteit geeft de band met het volk een warme wijding aan hun vaak nuchtere en soms kille
dagtaak. Door die band wordt het voorrecht van hun wetenschappelijke werkzaamheid
tevens tot een heilige roeping.''*'" Die kille nuchterheid kwam toch meer naar buiten dan
dat volk lief was. Het lustrum van 1950 werd gevierd in een openbare vergadering van de
senaat. Het stelde velen teleur dat de bijeenkomst niet met gebed werd geopend en ge
sloten, en misschien nog meer dat er geen enkel psalmvers of kerklied gezongen werd.*'^
Die stijlverandering werd propagandisten bij hun werk tegengeworpen, zoals ook tel
kens gebeurde met de politieke standpunten van hoogleraren als Zijlstra, F. de Roos en
De Gaay Fortman.'*'^
Op den duur kon die spanning tussen ideaal en werkelijkheid haar natuurlijke einde
vinden in een deceptie als waaraan Coops op zijn oude dag ten prooi viel. Van bovenaf
bleef ze meestal beheersbaar, en dat was dan vooral de verantwoordelijkheid van de
nieuwe presidentcurator, mr. J. Donner. Zijn betekenis werd door tijdgenoten hoog in
geschat. 'De toekomstige geschiedschrijver der universiteit,' verzekerde De Gaay Fort
man zijn hoorders bij Donners afscheid, 'zal de periode van 19441966 beschrijven als de
periodeDonner.''*''* De indeling van de stof in dit boek geeft aan dat ik die wenk niet heb
opgevolgd. Maar een permanente invloed is Donner in zijn jaren als curator zeker ge
weest. De verhouding tussen directeuren en curatoren was nogal aan verandering
onderhevig. Voor twee kapiteins op één schip was geen plaats, en de leiding viel afwisse
lend toe aan de presidentdirecteur of aan de presidentcurator: na de directeur Hovy de
curator Van Schelven, daarna weer de directeur Colijn. Vanaf 1945 was het onmisken
baar Donner, die de richting aangaf
200 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's