Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 167
klimaatverandering inherent aan het Pleistoceen onderzoek.Voor dat onderwerp
neemt de wetenschappelijke en maatschappelijke aandacht in de loop van de jaren
'80 snel toe (Global Change, Global Warming). Zo komt ook binnen de vakgroep
het accent meer en meer te liggen op de analyse en het begrip van de klimaatge-
schiedenis, in het bijzonder die van de, relatief goed toegankelijke, laatste glaciale-
interglaciale cyclus. Dat impliceert, ook al zijn de tradities geheel verschillend, een
convergentie met het onderzoek dat vanuit de manen-geologische groep wordt
verricht. Maar er zal nog veel tijd over heen gaan voordat beide groepen elkaar
ook meer structureel als partners gaan herkennen. Intussen richt het Pleistoceen
onderzoek binnen de vakgroep zich enerzijds op fluviatiele processen en milieu's
in relatie tot klimaatsontwikkelmg (Zuid-Nederland/Noord-Belgie, Dmkel-bekken,
Polen), anderzijds op de herkenning en paleoklimatologische interpretatie van
periglaciale (deformatie)structuren. Daarnaast Is er aandacht voor processen van
dekzand- en duinvorming (Schwan) en, in toenemende mate en m het bijzonder
met betrekking tot de loess, voor de relatie klimaatgeschiedenis/eolische facies.
De beschikbaarheid van geavanceerde (laser)apparatuur voor korrelgrootteanalyse,
waarbij opnieuw het Laboratorium Grond een belangrijke rol speelt, biedt daarbij
ongekende nieuwe mogelijkheden.
Begin jaren '80 ontwikkelde ambities voor tropisch onderzoek komen door een
complex van oorzaken met structureel van de grond. Dat neemt met weg dat er
gedurende een aantal jaren onderzoek plaatsvindt m de kustvlakte van noordelijk i65
West-Java en vervolgens m het intramontane bekken van Bandung (Dam).
Incidenteel wordt er bovendien, m het kader van een samenwerkingsrelatie met
prehistorie m Leiden, onderzoek verricht op Sint Eustatius. De traditionele relatie
met de prehistorie/archeologie speelt overigens ook een, veelal belangrijke, rol bij
het onderzoek van laklagen m het rivierengebied, de laagveenontwikkelmg m de
Noordoostpolder en de Midden-Pleistocene ontwikkeling van de Maas in Zuid-
Limburg (Belvedere) En tenslotte wordt er in het kader van de opleidingsvariant
toegepaste kwartairgeologie/fysische geografie en in samenwerking met
Grondmechanica onderzoek verricht naar de relatie van fysische parameters (pene-
tratieweerstanden) van ongeconsolideerde sedimenten en afzettmgsmilieu.
Al met al, zo valt achteraf te constateren, is er in de loop van de jaren '80 maar in
beperkte mate sprake van een samenhangend onderzoeksbeleid. De in het kader
van het Voorwaardelijke Gefinancierd Onderzoek en m samenwerking met de vak-
groep Bijzondere Plantkunde van de UvA (Van der Hammen) opgezette koepelcon-
structie van een onderzoeksprogramma "Dynamiek van Kwartaire Geo- en
Ecosystemen" doet aan die constatering weinig af. Tot ver in de jaren '80 legiti-
meert de noodzaak om voor aanzienlijke aantallen (oude-stijl) studenten te voor-
zien in doctoraalveldwerk een veelheid aan vaak individueel getinte projecten,
deels in samenhang met het promotieonderzoek of de follow-up daarvan van
leden van de vaste staf. Maar daarnaast wordt de diversificatie m het onderzoek
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's