Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 67
De Vrije Universiteit 1880-2005
ethisch en orthodox. Dat hinderde niet zolang hij zich tot het onderwijs beperkte, maar
toen hij in de Tweede Kamer tegen Kuyper inging werd hij onaanvaardbaar voor de Vrije
Universiteit. Als hij terecht ontslagen is, dan is hij ook ten onrechte benoemd. Eén be-
langrijk en nieuw verschil kwam niettemin door deze affaire aan het licht. Lohman ont-
kende het grote belang van de beginselen niet. Elke hoogleraar was verplicht die uit
Schrift en gereformeerde belijdenis af te leiden. Maar niemand kan hem dan dwingen
'andere beginselen voor gereformeerd te houden, dan die hij zelf als zoodanig erkent'.^34
Lohman laat dan echter de vraag onbeantwoord of die hoogleraar zich vergissen kan. En
als hij dat kan, mag dan een hogere instantie hem tot de orde roepen.' Indien het eigen ge-
weten de hoogste norm is kan dat niet, en dat was het standpunt van Lohman. Kuyper,
Rutgers en Van Schelven daarentegen kenden de besturende colleges een toetsingsbe-
voegdheid toe. Handhaving van de grondslag was geen subjectieve wens, maar een objec-
tieve eis. Onder de leus 'zoveel hoofden, zoveel zinnen' kon een gereformeerde univer-
siteit geen koers houden. Dat zou tot in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw
het officiële standpunt blijven.
Maar dan moest er ook helderheid bestaan over de vraag wat christelijke wetenschap
was, en op welke beginselen ze rustte. Het is niet genoeg, zei Kuyper^^s^ 'wanneer men
een zeer knappen professor heeft, en deze bovendien christen is'. Neen, zijn wetenschap
moet christelijk zijn, naar beginsel, methode en resultaat. In het lagere deel van de we-
tenschap, met name in het empirische, zal er weliswaar niet of nauwelijks verschil be-
staan, maar er is wel degelijk tweeërlei wetenschap.336 DQ gj,g houdt vast aan het Woord
Gods, en de andere niet. Die keus gaat vooraf aan alle wetenschapsbeoefening, en ze is
niet langs wetenschappelijke weg te bewijzen.33? En pas wanneer die keus gemaakt is,
kan men met Calvijn het einddoel van alle wetenschap zien: 'dat zij U kennen, den eeni-
gen, waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt'.33^ Dat uitgangspunt
hebben alle faculteiten met elkaar gemeen. Er is één christelijke wetenschap. Het inzich-
telijk maken van die eenheid zou de taak moeten zijn van de christelijke filosofie. Dat
hebben wij dan ook dringend nodig, verklaarde Kuyper in 1900, 'een wijsgeerig stelsel,
dat uit onze eigen beginselen is opgebouwd, en dat God de Heere ook daarvoor de man-
nen zende'.339
Waar christelijke wijsbegeerte niet tot ontwikkeling is gekomen, doet de theologie
dikwijls als noodwoning dienst. Kuyper kende in elk geval de theologische faculteit een
centrale plaats toe. 'Zij heeft toch ook zeer stellig de roeping, ook over andere faculteiten
haar licht te laten schijnen, het licht des Woords.'3'* De uitspraak klinkt niet onbedenke-
lijk, als ze bedoelt het licht van de theologie gelijk te stellen met het licht des Woords.
Maar theologie is niets meer dan een gewone wetenschap, die net als de andere haar licht
bij dat Woord moet zoeken, en ze worstelt dan ook met dezelfde problemen. Wat staat
ons te doen, vroeg C. van Gelderen in 1904, als de archeologie tot conclusies komt die
strijdig zijn met de Schrift? Dan blijft het uitgangspunt: 'wat door de Heilige Schrift als
historisch wordt aangeboden, moet door de archaeologie als historisch worden aan-
ALLEEN OP WEG 1880-1905 63
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's