Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 144
De Vrije Universiteit 1880-2005
een blijvende plaats te midden van de litteratuur over de totalitaire machtsstaat, en het
onthoudt zich van het interne taalgebruik dat vu-publicaties soms voor buitenstaanders
moeilijk toegankelijk maakte. Wie een vreemdeling is in ons calvinistisch Jeruzalem,
merkten de Calvinistische Studentenbladen op, 'zet wel eens een onthutst gezicht bij het
hooren van onze wetenschappelijke tale Kanaans; vooral wanneer hij Hitler als een hu-
manist hoort betitelen'.3' Maar vu-wetenschap had nu eenmaal haar eigen publiek, dat
geen moeite had deze taal te verstaan.
DE VEREENIGING EN HAAR INKOMSTEN
In de jaarvergadering van 1935 begon V.H. Rutgers zijn openingswoord met de aanhef
'broeders en zusters'.3^ Hij sprak daarmee uit dat hoogleraren, studenten en vereni-
gingsleden met elkaar een geestelijke gemeenschap vormden, verbonden door één ge-
loof Het was dat geloof dat hun aandreef tot wat curator Ferwerda bij het tiende lustrum
noemde 'calvinistische geestdrift voor de wetenschap'.^^ Die geestdrift moest door allen
gedeeld worden: 'mannen van eer, van naam, van wetenschap, maar ook eenvoudige on-
geletterde lieden', zoals een andere redenaar het bij die gelegenheid uitdrukte.3* Geza-
menlijk moesten zij de universiteit dragen door hun liefde en hun gebed. Zonder de ge-
beden van haar vrienden en vriendinnen, zei mevrouw A.H. de Waal Malefijt in de
vergadering van 1939, heeft de Vrije Universiteit geen reden van bestaan en geen kans
van bestaan.35
Velen waren dat met haar eens, en de universiteit was er trots op dat zij zo veel weer-
klank vond. In 1937 vierde zij de honderdste geboortedag van haar stichter in de Am-
sterdamse Apollohal. Slechts in die zaal met vijfduizend zitplaatsen vond ze genoeg
ruimte om alle belangstellenden te bergen.3^ Ze kreeg aandacht, en zocht die ook. Ze tel-
de sinds 1930 vier faculteiten met 21 hoogleraren. Het studentental steeg tussen 1930 en
1940 van ruim 450 tot ruim 700. Ze beschikte niet alleen over het oude universiteitsge-
bouw aan de Keizersgracht en de Valeriuskliniek, maar ook over een scheikundig en een
natuurkundig laboratorium, en een pedologisch instituut. Om dat alles in stand te hou-
den droeg de overheid jaarlijks slechts vierduizend gulden bij, ofwel ruim twee procent
van de totale kosten. Dan waren er nog de collegegelden, en de bedragen waarmee de
Van Coeverden Adriani Stichting de Vrije Universiteit ondersteunde. Maar het groot-
ste deel van de inkomsten bestond in contributies, giften en opbrengsten van kerkelijke
collecten, uit vrijwillige gaven dus. In materiële zin bestond de Vrije Universiteit van de
offervaardigheid van het gereformeerde kerkvolk.
Dat kerkvolk viel echter niet samen met de achterban van de Vrije Universiteit. De
gereformeerde kerken in Nederland telden in 1932 ongeveer 575.000 leden. Daarvan
waren 39.000 lid of contribuant van de Vereeniging37, ofwel berekend naar het totale
aantal gezinshoofden 22 procent.3^ Bovendien ging het in de meeste gevallen om tame-
lijk bescheiden bedragen, zoals blijkt uit een opgave van eind 1937.3'
140 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's