Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 86
De Vrije Universiteit 1880-2005
ding. Dat onderwerp lijkt geschikt genoeg, want over zending wilde men toen altijd wel
horen. Maar wat maakt de spreker ervan.? De religionsgeschichtliche Schule, zo betoogt hij,
verwerpt alle metafysica, al wat aprioristisch als absolute waarheid zou gelden."^5 Dat
klopt, en het valt ook best uit te leggen aan een algemeen publiek. Maar die uitleg moet
je dan wel laten volgen, en daar hebben de hoorders tevergeefs op gewacht.
Directeuren zagen de dalende interesse met zorg aan, en vroegen in 1912 advies aan
de senaat. Zou het niet beter zijn de jaarvergadering twee dagen te laten duren, en dan de
eerste dag een meer wetenschappelijk karakter te geven?'*^ Dat leidde in 1914 tot de in-
steUing van een aparte wetenschappelijke bijeenkomst, op de dag voorafgaande aan de
jaarvergadering.*' Daarin lag de erkenning dat de samenstelling van het vu-volk veran-
derde. Een toenemend getal van de leden had intussen zelf gestudeerd en was sociaal ge-
stegen. Trouwe bezoekers van de jaarvergadering waren het lang niet altijd, terwijl ze
toch althans op het middenniveau leiding gaven aan het gereformeerde leven. Voor hen
moest zo'n grote samenkomst 'meer dan een paradedag zijn', zoals curator J.C. de Moor
het uitdrukte.'*^ Op zo'n wetenschappelijke dag voelden ze zich beter thuis.
De verflauwende belangstelling was mede een gevolg van de wisseling van de wacht.
De oude garde had steeds bezieling gewekt. Kuyper in de eerste plaats, maar ook Rut-
gers, Woltjer en Lohman. De mannen van het tweede geslacht misten het inspirerend
vermogen dat hun naam tot een spreekwoord kon maken. En sommigen, onder wie de
meest begaafden als Pos en Buytendijk, begonnen een taal te spreken die de calvinisten
minder vertrouwd in de oren klonk. Dat had alles te maken met de visie op de toekomst.
Hoe zou de Vrije Universiteit zich ontwikkelen, hoe zou ze het oude ideaal van gerefor-
meerde wetenschap waar moeten maken in een nieuwe eeuw.' Moest men voortgaan
langs het smalle spoor, of zou de verbreding van de universiteit ook leiden tot grotere
geestelijke diversiteit? Sommigen trachtten de erfenis van Kuyper ongeschonden te be-
waren. Anderen vroegen zich af of niet met name de ethische theologie zou kunnen hel-
pen bij het zoeken naar nieuwe wegen. Dat was het dilemma: erven of lenen. Veel eigens
voegden ze geen van beide toe.
INTERNE VERHOUDINGEN
Op 9 augustus 1925 stierf de vu-amanuensis Jacob van Oversteeg. Directeuren kenden
zijn weduwe een pensioen van 2500 gulden toe.'*^ In dezelfde vergadering bepaalden zij
ook de hoogte van het pensioen van de weduwe van de hoogleraar Zevenbergen: 1500
gulden. De weduwen Bavinck en Sillevis Smitt stonden toen beiden op 2000 gulden. Al
deze bedragen zijn voor een weduwepensioen in die tijd niet abnormaal, behalve het eer-
ste. Directeuren hechtten klaarblijkelijk veel waarde aan een goede bezetting van hun
bureau. Van Oversteeg had meer dan veertig dienstjaren volgemaakt. Zijn feitelijke op-
volger, B. Faber, die in 1921 bij de staf was aangesteld, heeft dat aantal bijna gehaald^",
en de in 1926 benoemde pedel L.W. van Sintemaartensdijk heeft het nog overtroffen.
82 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's