Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 188
een sterkere centrale sturing", maar erkende anderzijds "zolang het goed gaat kun
je met dit systeem een heel eind komen", en "Aan de andere kant levert dat improvi-
seren ook w/el eens verrassende resultaten op. En door deze structuur spreid je ook
de risico's".
Alles afwegend lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de interventie Otto weinig
meer dan een zeepbel is geweest. Voorzover zijn bijdrage de bewustwording al
stimuleert, voor het reële probleem van teruglopende studentenaantallen kan ook
Otto geen remedie aandragen Voor het overige legitimeert en kanaliseert Otto in
de eerste plaats onlustgevoelens. Onlustgevoelens bij het faculteitsbestuur, dat
een haat-liefde verhouding heeft met de sterk autonome vakgroepen, maar onlust-
gevoelens ook bij al diegenen die een sterkere collectiviteit en sociale integriteit
van de faculteit voorstaan Als al spoedig de studenteninstroom m de geologie en
de fysische geografie sterk toeneemt dan zijn de bestuurlijke problemen voorlopig
van de baan, maar de tegenstelling tussen "collectivisten" en "individualisten" blijft
meer en minder latent aanwezig.
Machtsverhoudingen. De positie van de beheerder
Het zou intussen naïef zijn met te onderkennen dat het bij de tegenstelling tussen
"individualisten"en "collectivisten" binnen de faculteit ook ging om machtsverhou-
186 dingen. Die betroffen overigens met in de eerste plaats die tussen faculteitsbestuur
en individuele vakgroepen en hoogleraren Er was bij het faculteitsbestuur en bij
individuele faculteitsbestuurders m het algemeen weinig behoefte om in dat
opzicht daadwerkelijk macht uit te oefenen Als uiteindelijke opgave werd gezien
het er voor zorgdragen dat alles netjes liep en eventuele machtsuitoefening werd
daaraan proportioneel gemaakt In feite was juist die laatste opstelling een van de
directe aanleidingen voor de interventie Otto. Anders lag de situatie bij de beheer-
der (later secretaris beheerder en tenslotte directeur-beheer en directeur-bedrijfs-
voering). Er was binnen de (sub)faculteit aanvankelijk brede waardering voor de
wijze waarop de nieuwe, eind 1984 aangestelde, beheerder Renkema zich van zijn
taak kweet en de belangen van de organisatie en haar onderdelen behartigde.
CvB-voorzitter Brinkman constateerde m een interview m Geoscoop" "De faculteit
zegt m feite dat ze een beheerder hebben die voor hen allen zorgt en een bestuur
dat er voor zorgt dat alles netjes draait". Naast en vanuit deze zorgtaak nam de
rol van Renkema in de (sub)facultaire beleidsvoering al spoedig toe De ruimte die
het faculteitsbestuur aan vakgroepen en hoogleraren liet, kon door hem als belem-
merend worden ervaren als het ging om het gestalte geven aan zijn centrale zorg-
taak. In het eerder aangehaalde interview zei Brinkman daarover "Als de nood-
zakelijke beslissingen moeten genomen worden, en als het faculteitsbestuur in
gebreke blijft, dan valt de beheerder of het CvB" in. Renkema was er inderdaad de
man met naar om zich neer te leggen bij een leven-en-laten-leven beleid van het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's