Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 347
De Vrije Universiteit 1880-2005
rede, dat voor het eerst twee bijzondere hoogleraren waren toegelaten die niet waren
aangewezen door aan de Vrije Universiteit gelieerde organen. Het betrof H.M. Pinedo
voor de klinische oncologie, en I. van der Waal voor de pathologie van de mondholte.
Van Nes sprak de verwachting uit dat ten gevolge van het restrictieve leerstoelenbeleid
het aantal bijzondere hoogleraren nog wel zou stijgen.^w Die profetie zou een overvloe-
dige vervulling krijgen. De bijzondere hoogleraren zijn thans uit het hoger onderwijs
niet meer weg te denken. Zonder hun hulp zou de universiteit haar taken niet naar beho-
ren kunnen vervullen.
De herstructurering van het onderzoek kwam in de jaren zeventig nog niet werkelijk
van de grond. Het bleef bij plannen, maar het werd wel duidelijk dat de overheid uit was
op fundamentele verandering. De zaken waren destijds zo geregeld, dat de universitei-
ten zelfde kosten voor het onderzoek droegen uit de gelden die zij via het ministerie ont-
vingen. De verdeling van het geld over de faculteiten was gebaseerd op studentenaantal-
len. Omvang of kwaliteit van het verrichte onderzoek speelde daarbij geen rol. Wel
bestond de mogelijkheid extra middelen te verwerven door voor speciale onderzoeks-
projecten steun te vragen bij de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk
Onderzoek, in de wandeling bekend als zwo. Twee geldstromen vloeiden dus naar het
onderzoek toe, de eerste uit de gewone begroting, de tweede vanuit zwo.
Staatssecretaris Klein, die in het kabinet-Den Uyl de verantwoordelijkheid droeg
voor het hoger onderwijs, wilde een meer kwaliteitsgerichte financiering. De bekosti-
ging van het onderzoek moest niet langer afhankelijk zijn van de instroom van studen-
ten, maar van kwaliteit en doel van het onderzoek. Hoe dat dan geregeld zou moeten
worden gaf hij niet aan. Van Nes was er niet helemaal gerust op. Klein leek versterking
van de overheidsinvloed te beogen, en dat zou kunnen uitlopen op politisering van het
onderzoek,"*" zeker in die merkwaardige jaren zeventig met hun nadruk op het democra-
tisch gehalte van het beslissingsproces. In deze jaren kwamen echter de beleidsvoorne-
mens het stadium van de nota niet voorbij. De voornaamste veranderingen speelden zich
af bij ZWO, van waaruit stichtingen in het leven werden geroepen op alle wetenschapsge-
bieden. Dat stimuleerde het onderzoek binnen de universiteiten, maar reguleerde het
niet. Wel kon men aldus wennen aan zorgvuldige planning van nieuw onderzoek, en
vooral aan de eis van externe kwaliteitstoetsing.
Dat kreeg uitdrukking in het beleid van het universiteitsbestuur. De nadruk lag bij het
college. De universiteitsraad was niet zonder invloed, want hij stelde de begroting vast,
en besliste op die grond over de toewijzing van nieuwe formatieplaatsen. Ook had hij for-
meel het recht de aanvragen voor de vestiging van nieuwe leerstoelen vast te stellen, maar
in de praktijk gebeurde dat niet."*"' De bevoegdheid tot het opstellen van richtlijnen voor
onderwijs en onderzoek is evenmin tot ontwikkeling gekomen.^"^ De jaarlijkse verdehng
van het formatieaccres bleef de belangrijkste inbreng van de universiteitsraad.^''^ Vol-
strekt onomstreden waren zijn beslissingen niet. Met name de medische faculteit meen-
de dat met haar speciale positie geen rekening werd gehouden. Voor de meeste facultei-
IN DE SCHADUW VAN MARX 1969-1980 343
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's