GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Loon, winst en vermogen - pagina 21

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Loon, winst en vermogen - pagina 21

Rede uitgesproken ter gelegenheid van de achtentachtigste dies natalis der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

door mij genoemde cijfers. „Tegenover de relatieve vermindering van het procentuele aandeel van de middelgrote en grote vermogens in het nationale vermogen staat sedert 1940 een zeer sterke toeneming van de kleine vermogens." Deze uitspraak heeft betrekking op die vermogens van individuele personen, die onderhevig zijn aan de vermogensbelasting. In 1963 bedroegen zij in totaal ƒ 50 miljard. De collectieve vermogens (pensioenfondsen) van de werknemers, die niet onder de vermogensbelasting vallen, doch die wel in aanmerking moeten worden genomen bij een beoordeling van de vermogensverdeling, vertegenwoordigden per ultimo 1966 een waarde van circa ƒ 24,2 miljard. Telt men bij deze collectieve vermogens het vermogen der werknemers op, dat aan vermogensbelasting is onderworpen (ƒ6,5 miljard in 1963) dan komt men tot een totaalbedrag van ƒ 30,7 miljard; d.i. aanzienlijk meer dan het totale belastbare vermogen van de zelfstandigen (eigenaren van bedrijven). Alles bijeen genomen meen ik dan ook te mogen constateren, dat de situatie op het terrein van de inkomens- en vermogensverdeling in Nederland heel wat gunstiger is, dan men op grond van recente uitlatingen van groepen als spijtstemmers, verontrusten, radicalen en Christen-radicalen zou verwachten. Waarbij dan bovendien nog komt, dat de trend in deze verdelingen gedurende de laatste jaren zeer snel tot verdere nivellering heeft geleid. Het valt in Nederland in bepaalde opzichten dan ook nog al wat mee, met wat R. H. Tawney in 1920 „The Acquisitive Society" noemde; d.i. met de samenleving, die men als „De Schraperige Maatschappij" pleegt te karakteriseren. Ik wil hiermede allerminst zeggen, dat er geen verdere verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn, maar ik kies daarbij welbewust voor een economische orde, die gekenmerkt wordt door de ondernemingsgewijze produktie. Het streven van de werknemers voor een stijgend aandeel in de welvaart èn het streven van de ondernemers naar een optimaal bedrijfsresultaat is daarbij naar mijn mening een volkomen oirbare zaak; in het bijzonder in ons land, waar deze aangelegenheden in volkomen openbaarheid worden behandeld in diverse overleg- en adviesorganen. (S.E.R.; Centraal Planbureau; Stichting voor de Arbeid, Onderhandehngen tussen werknemers en werkgeversverbonden). 17

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1968

Rectorale redes | 26 Pagina's

Loon, winst en vermogen - pagina 21

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1968

Rectorale redes | 26 Pagina's