GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Leontientje” en „De Pastoor uit den Bloeijenden Wijngaerdt”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Leontientje” en „De Pastoor uit den Bloeijenden Wijngaerdt”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de serie „Zilveren Verpoozingen", waarin de Uitgevers P. N. van Kamp-en en Zoon „een keur van kunst en letteren" bieden, verscheen als een der laatste nummers „Leontientje" door Felix Timmermans en E d. Veterman, een tocneelspel in 10 bedrijven. Dit „tooneelspel", van welks vertooning we in de couranten der laatste weken herhaaldelijk melding gemaakt vinden, behoort tot die producten der literaire kunst, die tegenwoordig de algemeene belangstelling trekken. Misschien ligt de verklaring daarvan wel minder in het stuk zelf, dan in andere oorzaken, maar feit is hel, dat „Leontientje" een van de boeken van den dag is. ' '

Nu is het ons, als we daarom er de aandacht op vestigen, niet te doen om het „tooneelspel" als zoodanig. Wij willen het stuk' van een anderen kant bezien, als de dramatiseering van een bekend Vlaamsch boek „De pastoor uit den Bloe-yenden Wijngaerdt" van Felix Timmermans. En dan komt geloof ik de juiste beteekenis aan h-et licht.

Velen zullen Timmermans' boek (dat van 1924 is) gelezen hebben en aan die lectuur een blij'ven-de herinnering hebben behouden. Want er gaat iets van deze geschiedenis uit.

Het gegeven zelf is vrij' eenvoudig en zeker niet nieuw. Leontientje, een vroom Katholiek meisj-e, houdt van een ongeloovigén jongen, Isidoor. Haar vader verzet zich tegen dezen omgang en ten slotte komt ook Leontientje tot de overtuiging, dat ze met een ongeloovige niet trouwen kan. Maai-, als ze Isidoor dit geschreven heeft, is ze diep ongelulckig en spoedig sterft ze. Bij' haar sterfbed komt dan Isidoor • tot het geloof.

Zoo, nuchte-r-skel-e-tmatig weergegeven, is dit thema niets bijzonders; tal van boeken hebben het behandeld, zij het in ietwat anderen vorm; het slot lijkt zelfs ouderw-etsch en afgesleten. Maar wie het boek gelezen heeft en de realiteit van dat gebeuren met diepe ontroering heeft mee-doorleefd, denkt er anders over. Die heeft ervaren dat in de bewerking van het gegeven hier de kracht ligt, dat het hier de kunstenaarshand is, die van het gewone iets buit-engewoons heeft gemaakt, dat tenslotte veel meer 'dan éen „verhaal" hier woï-dt geboden.

Immers, 't gaat in dit boek' niet om 't verhaal, maar om den zielkundigen achtergrond daarvan. Juist daarom heet het naar den Pastoo-r, Leontientjes oom. In hem zijn liefde en geloof één, voor zijn besef tot een volkomen synthese gewo-rden; en nu komt van buitenaf het groote conflict tusschen die beide op hem losgestormd, zoo, dat het zijn strijd, zijn zaak, zijn lijden wordt. Begaan met Leontientje, die hij zielslief heeft, gevoelend ook de kracht van zijn eigen overtuiging, wil hij' hemiddelend optreden: als Leontientje bij hem logeert spreekt hij met haar, lang en veel, en hij belooft met Isidoor te zullen praten. Zoo zeker is hij van zijn zaak, dat hij bij voorbaat al een goeden uitslag belooft.

Maar als Isidooï komt bevindt hij, dat het „hard is in dien kop". IsidooT is verstrikt in allerlei stelsels, die de eenvoudigheid van het gelooven verhinderen, en, ofschoon van goeden wil en ook om Leontientje een ander inzicht begeerend, hij komt niets verder, zoodat het bezoek geheel onbevredigend eindigt. Dan moet ook de pastoor zich gewonnen geven en hij' stelt Leontientje den eisch, dat het met die liefde uit moet zijn. „Isidooir is een van die grijze zielen, die van hun heimwee naar God meer houden, "dan van 'God zl^ven , , hi| wordt nooit geloovig, dan bij' mirakel", zoo zegt hij.

Leontientje maakt een zwaren strijld door. Eiken dag bidt ze in het landelijke kapelletje van „Onze Lieve Vrouw der Vijf woijdekens", vast geloovend aan het wonder, dat komen za'I en alles eensklaps zal veranderen. Maar als het wonder uitblijft en ze daarin duidelijk ziet, dat ze de vervulling van haar wensch niet meer begeeren mag, schrijft ze een kort, beslist briefje aan Isidooir en maakt een einde aan de verhouding.

De goede pastoor is kinderlijk blij, maar Leontientje bidt. „O Heer, kom Leontientje nu maar halen".

Langzaam kwijnt het meisje weg. Maar niemand ziet het, dan de oude kosteres van het kapelletje, Mieke Zand (die zelf een lij'den als dat van Leontientje heeft doorgemaakt) ', jZoo'n liefde geweest", zegt ze, „en daar zoo feunnen overloopen, neen, daar gaat dit kind van kapot". En Mieke Zand ziet het goed, beter dan menheer Pastoor en de dokter. Want op een oogenblik zakt Leontientje bewusteloos neer en dan komt snel het einde. 'W'eldra is het ook den pastoor duidelijk, dat ze stengen gaat. En nu begrijpt hij ook ineens alles: haar strijd is voorbij, haar lijden ook, maar haar liefde is gebleven. En als ze "dan verlangt Isidoor nog eens te zien, doet hij dezen haastelijk roepen. Groot is de spanning, of hij nog op tijd komen zal. Leontientje ligt te wachten, als vroeger op. het wonder, en de dood nadert zichtbaar. Maar dan ineens roept ze: „Daar is hij" en Isidoor komt binnen. , , Nu zal ik kunnen sterven" is het woord, waarmee Leontientje hem begroet.

Hij, Isidoor, is 'verslagen, Ikan niet praten. Hij had verwacht, dat ze begeerig uitzag naar troost-' woorden van hem, iri hartstochtelijk verlangen, en „ze is één glimlach van uiterlijk en innerlijk geluk". Zij' streelt zijn handen, zijn zwarte lokken, en juicht dan ineens: „Het is licht rond u, Isidoor Heeroom, ik ben blij, dat ik dit licht rond Isidoor nog heb gezien". En dan sterft ze, met de ontroerende woorden tot Isidoor op de lippen: „Men moet maar ééns diep gelooven, Isidoor, één keer en men gelooft voor altijd zooals men maar ééns diep moet liefhebben en men VOOT altijd liefheeft"

Dat is het „mirakel", het wonder, dat komen moest, om Isidoor tot God te brengen. En in den stillen sterrennacht belijdt hij zijn geloo'f aan den pastoor, bevend van ontroering, maar volkomen overwinnaar van zijn twijfel, 'doo-r de 'hooge en pure liefde, die hem gelouterd heeft. En Heeroom, die óók zijn strijd heeft gestreden in den stillen, zwijgenden nacht, juicht: „En daarvoor mo'est zij sterven! Nu begrijp ik het gebaar des Heere'n. Gezegend zij' de druif, die Gij bestemd hebt voor Uwen Goddelijken beker! O Ware Wijngaardt, Jezu-Christu!"

Ik gaf hier den inhoud van het boek zelf weer, om te beter te doen verstaan de dramatische kracht, die in deze stofbewerking ligt. En, wie haar gevoelt, ziet dan ook, welke de beteekenis moet zijn van het tooneelsp'el„Leontientje", dat deze kracht effectueert. Ik kan daarom volstrekt niet instemmen met het oordeel, dat een der tooneelrecensenten in de courant uitsprak, toen hij' het stuk qualificeerde als „vlak, ouderwetsch, sentimenteel, langdradig", 't Is mogelijk, dat het als tqoneelstuk dien indiiik maakt, als spel dus, ik "kan dat niet beoordeelen, maar als literair werk, als boek dus, dat men leest in de'stilte van zijti kamer, wekt het een gansch andere stemming. Misschien — ik acht dat zelfs waarschijnlijk — doet de „vertooning", het tooneelspel van dit stuk, ontwijdend aan, maar als ge het leest, met U zelf alleen, is uw ziel ontroerd en bonst uw hart. Neen, hier is geen sentimentaliteit en langdradigheid, hier staat ge voor de meest smartvolle ontwikkeling van den strijd tusschen liefde en geloof en dat kan nooit vlak zijn en nimmer ouderwetsch, maar is diep en aangrijpend menschelijk.

Zelfs geloof ik, dat in „Leontientje" de kracht van dat alles nog groo'er is, dan in den roman, hl de enkele slotwoorden is gansch de geweldige overwinning, het wonder der overgave, het wijken van Isidoor's twijfel voor de stralen van het genadelicht, uitgedrukt. En nu is er wel iets van reserve in uw ziel als ge het stuk overziet, (de kwaadheid van den vader in het eerste bedrijf b.v. zoekt in ongeweuschte bewoording lucht en soms kan het sterk-kafholiek jjarakter U niet bekoren) maar toch ligt het geloof „als een maneschijndauw" over het gebeuren en heft de treffende uitbeelding van het door genade volkomen en voor altijd gelooven .uw bezwaren op.

Wel is de figuur van den Pastoor wat vage-r en daardoor niet zoo centraal als in het boek', dat naar hem heet, maar de titel van het stuk' zegt ook, dat Leontientje hoo'fdpersoon is en dat al het licht op haar vallen moet. De analyse is zeker fijner in den roman, maar de dramatische kracht overweegt m.i. in het tooneelspel.

Zien we nu ten slotte roman en tooneelspel samen in het kader van Timmermans' werk, dan blijkt de beteekenis^— die wat de boeken zelf betreft duidelijk genoeg spreekt — als literatuurrichting.

„De pastoor uit den Bloeyenden wijngaerdt" en het daarbij behoorende „Leontientje" vormen met „Schemeringen van den dood" en „Pallieter" een zeker geheel. „Schemeringen...." toch geeft den Timmermans voor Isido'Ors' gestalte te aanschouwen. We weten van hem zelf („Uit mijn rommelkas") hoe hij een tijd lang vernepen heeft gezeten V in i allerlei occultistisch denken^ hoe een verstrikt zijn in stelsels en „-ismen" hem in de slingering en den onvrede van twijfel heeft gebracht, zoozeer, dat de rast uit zijn leven weg was en de glans van de dingen verdofte. Toen kwam zijn zware ziekte, ' lichamelijke, maar vooral ook geestelijke ontwrichting. Bij' zijn eindelijk herstel, juist toen de lente glimlachend over het land trok, vond hij in de natuurgenietingen een zekere levensvervul­ 1 ling, die hij met uitbundigheid in , , Pallieter" ge­ s stalte gaf. Maar in het niet-meer-denken, het „pluk­ l ken" van den 'dag, kon toch ook de innerlijke i rust, de levensbevrediging niet liggen, ook niet voor een Timmermans, die immers in Franciscus den i ideaal-heilige ziet. De omslag van den twijfel aan alle ' levenswaarden in'de uitbundigheid van levensgenieting is niet natuurlijk, verklaarbaar misschien uit de omstandigheden, maar niet van blijvenden, aard. ' In Timmermans leven ontbrak de synthese. 1 En die nu is gevonden in „De pastoor.-.: ." len „Leontientje". IsidoOr, de twijfelaar, die wel wilde, Ï maar niet kon gelooven en eerst door de ervaring van volkomen overgave tot vrede komt, getuigt dat. ' En de volle accentueering van den grond, '' waarop deze vrede rast, in „Leontientje", bevestigt ' het.

Dat is 'dunkt mij, de beteekenis van deze literatuurproductie. ' En die 'gaat verder, dan tot het literaire ' alleen. ' ,

, C. T.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

„Leontientje” en „De Pastoor uit den Bloeijenden Wijngaerdt”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's