GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beroepbaar.

Den laatsten tijd kwamen op verschillende kerkelijke vergaderingen ter sprake de praktijken, welke doo> r k'andiidaten, die door classes beroepbaar werden gesteld, worden gev.olgd.

Wij leggen den nadruk op, het woord prak t ijk e n.

Want over het p-rincipe is men het wel eens.

Het is de Classis, die na met goed gevolg afgelegd praepiaratoir examen beroepbaar stelt.

Niemand anders heeft daartoe het recht.

Evenmin heeft iemand het recht om, wanneer, do Classis een kandidaat beroepbaar verklaart, hem niet beroepbaar te verklaren.

Ook de kandidaat zelf mist dat recht.

Wanneer men desniettegenstaande telkens leest, dat een kandidaat zich nog niet beroepbaa.r stelt of nog geen beroep in overweging wenscht te nemen, is die formuleering niet gelukkig gekozen.

Men valle hem hierover niet te hard.

Toch verdient het aanbeveling om de publikatie aan de kerken in dezer voege in te kleeden, dat kandidaat X den kerken verzoekt vooralsnog geen beroep oip hem uit te brengen.

Dan blijft hij kerkrechtelijk in den vorm.

Wel verwachten we hierop' nog een tegenwerping.

Vaak wordt geredeneerd: wanneer een k'andidaait praeparatoir eixamen aflegt, geeft hij daardoor het verlangen te kemien voor onze kerken beroepbaar te worden gesteld. En als • hij dan onmiddellijk daarop vraagt om hem nog niet te beroepen, heeft dat iets tegenstrijdigs.

Als men het heel strikt neemt, is dit ook zoo.

Maar in het leven zijn nu «enmaal niet alle tegenstrijdigheden te vooxkomen.

Men denke aan de botsing van plichten, waarvoor iemand gesteld kan worden.

Mogelijk zal men zeggen: deze tegenstrijdigheid is wel te ontgaan. Iemand legge geen praeparatoir examen af, of hij moet voornemens zijn om, zoo hij door een beroep daartoe in de gelegenheid wordt gesteld, binnen enkele weken de pastorie in te gaa.n.

Wij vragen echter: lieziet men zóó de zaak niet te zeer van den kleinen kant?

Een jonge man, die gaven en lust heeft voor wetenschappelijke studie, kan zich verplicht gevoelen, die studie voort te zetten.

Ervaring leert, dat men over een groote mate van wilskracht moet beschikken om onder allen p.astoralen arbeid door, zich voor het. doctoraal examen voor te bereiden.

Ervaring leert ooik, dat, uitzondering-en daargelaten, de voorbereiding buiten de pastorie deugdelijker is dan daarbinnen.

Het zou te verwonderen zijn, indien dit niet zoo ware.

Het maakt een groot verschil of men de studie voor het doctoraal als hoofdzaak da, n als bij'zaa.k moet beschouwen.

VooT wie in de pastorie zitten, is het bijzaak.

Dat ma, g liiet anders.

De pastorale arbeid moet vooropgaan.

Als de p.astorale arbeid het vergt, moet desnoods al het andere er voor wijken.

In de werkelijkheid komt het dan ook voor., , dat zij, die zich aan d© studie wijdbn, deze soms maandenlang moeten laten liggen.

Er zijn er, die er den moed bij verliez'ea.

Die door de praktijk geheel worden opgeslorpt.

En zij, die hen van nabij als begaafde jonge mannen kennen, betreuren dit gedurig weer.

Des te meer verheugen zij er zich over, wanneer een kandidaat in de theologie toch dooxzet, vooral als hij dan nog een best examen-doet.

M.aar over het algemeen gesproken verdient het de voo-rkeur, wanneer de examenstudie wordt af-• gedaan vóór de" pastorie-deuren opiengaan.

Ku zal iemand tot dit laatste besluiten.

Hij acht het ziöh een plicht.

Aan den anderen kant kan hij het zich echter ook een plicht achten gemeenten, die dit begeeren, in dien tusschentijd des Zondags te dieneii.

Hoeveel vakante gemeenten tellen onze kerken niet!

Hoeveel zijn er daaronder niet, die nooit beroepen kunnen!

Hoeveel leesdiensten moeten er over het geheele land niet worden gehouden!

Nu kan een leesdienst ongetwijfeld zeer stichtelijk zijn.

Op zichzelf mag het niet voor onmogelijk gehouden, dat op een leesdienst nog meer zegen geschonken wordt dan zelfs op een bediening des Woords.

Maar daarom zal toch niemand den leesdienst boven de bediening' des Woords prefereeren?

En al mag nu een kandidaat niet het Woord bedienen, het is hem toch toegestaan te proponeeren.

Is in den regel zulk een propiositie niet ver te verkiezen boven een leesdienst?

Zijn vele vakante kerken er niet hartelijk dankbaar voor, dat ze dikwijls door kandidaten worden geholpen ?

Laat men het vooral van deze zijde bekijken 'éri''nieit"dadelijk klaar staan met het argumeilff^llie' kandidaten leggen alleen zoo vroeg praeparatoir af om wat te verdienen.

Waar ook onder onze kandidaten niet vele rijken en vele edelen zijn, zullen ze stellig het bescheiden honorarium, dat aan hun proponeeren verbonden is, niet versmaden.

Doch men mag niet zeggen, dat het hun daarom slechts , te doen is.

Er leeft veel meer idealisme onder hen. dan sommigen denken.

Men wachte er zich wel voor dit idealisme door zulk materialistisch geredeneer den domper op te zetten.

Alzoo wenkt uit twee richtingen de plicht zulk een jongen man toe.

Nu zijn onze kerken in staat om te verhoeden, dat het een botsing van plichten wordt.

Dat hebben zij totnogtoe stilzwijgend ook gedaan.

Zij verzetten er zich niet tegen — zelfs niet lijdelijk — dat een kandidaat na zijn praeparatoir den kerken verzocht nog geen beroep op hem uit te brengen.

Waar onze kerken zich in deze zoo breed vaii blik toonen, kan het schier overbodig .geacht, dat zij aan deze praktijk ook eenige officiëele sanktie geven.

Ofschoon, indien zij deze gaven, het ook geen k-waad zou kunnen.

Natuurlijk kan er van deze royaliteit onzer kerken misbruik worden gemaakt.

Dat kwam vroeger weleens voor.

Er zijn gevallen te noemen, , dat een kandidaat jarenlang proponeerde en ten slotte toonde, dat het hem geen ernst was geweest naar de bediening des Woords en der Sacramenten te staan en zich een w^erkkring koos, welke met het predikambt iu geenerlei verband stond.

Zulke gevallen zijn ons uit het heden niet bekend.

Tocli rezen er stemmen op: , dat onze kerken een regeUng zouden treffen, welke kandidaten, die hun studie voortzetten, verplichten om aan de Classis, die ben examineerde, elk jaar opnieuw vrijheid te verzoeken zich met een vernieuwde bed.' toi; de kerken te wenden om hen niet te beroepen.

De billijkheid daarvan kunnen wnj niet ontkennen.

Wel zagen we die vrijheid den eersten keer het liefst voox twee jaar verleend, omdat het bij de tegenwoordige eischen voor het doctoraal examen niet zoo licht zal voorkomen, dat iemand een jaar na zijn kandidaats zich daaraan kan onderwerpen.

Ook geven wij gaarne in overweging, dat de Classes' in vooxkomende gevallen overleg plegen met de fakulteit, waaraan de ka'nididaten studeeren, omdat elk geval speciaal moet woirden beooideekl en de betrokken fakulteit daarover uiteraard eenig deskundig advies zal kunnen verleenen.-

Dit klemt met name ook bij de proefschriften.

Totnogtoe hebben wij bet uitsluitend gehad, over hen, die begeeren dooi te studeeren.

De.kwestie doet zich echter ook nog in andere gedaante kermen.

Er zijn ook praeparatoir geëxamineerden, die aan dooïstudeeren niet denken en die een bericlit in de bladen plaatsen, dat zij gaarne eerst na een bepaalden datum een.heroep wenschen te ontvangen.

Daarover werd in onze pers'weleens min gunstig geoordeeld.

Men stelde het dan voor alsof deze kandid'ateii er op uit zijn om zooveel mogelijk beroepen te ontvangen.

Toch zij men met dit oordeel uiterst vooirzichtïg.

Al zou er zulk een kandidaat onder doorloiopen, zoo zijn ze niet alle.

Men generaliseere niet.

Ook onderzoeke men bij zulk schrijven zichzelf of men zelf in vroeger tijd niet reeds als student „preekkonsent" — gelukkig afgeschaft! — bezat en er dus na het praepiaratoir examen heel anders voor stond.

Het lijkt mij een ontzaglijk moeilijke zaak voor een kandidaat om na een paiar weken gepïoponcerd te hebben, reeds voor een keuze te worden gesteld.

te hebben, reeds voor een keuze te worden gesteld. Ook lijkt het mij een ontzaglijke verantwoordelijkheid voor een gemeente om op twee preeken een candidaat te beroepen.

Voor beide partijen schijnt het mij ge-vvensclit, dat er een zekere termijn werd vastgesteld', waarbinnen een kandidaat niet mag worden beroepen.

Wij voor ons zouden dezen termijn het liefst op drie maanden zien gesteld.

Dan kan de kandidaat, die nog geheel onwennig staat tegenover de kanselpraktijk en op^ college misschien slechts een paar preekproeven heeft gegeven, zich beter gewennen en dat kan hem da keus verlichten.

Indien hij meer dan één beroep' ontva, ngt, kan hij zich afvragen, waar hij met de hem gesehonksn gaven het meest zal kunnen woekeren.

Wij achten het geen nadeel, als een kandidaat meer dan één beroep op. zich vereenigt.

Zeker, elke kerk is een gemeente des Heeren.

Toch heeft de eene gemeente een andere bearbeiding noodig dan de andere.

beiding noodig dan de andere. En ^ het is naar 's Heeren beschikking zoo, dal

kandidateii niet allen gelijke talenten hebben.

De een is als het ware meer aangelegd op' een kerk van deze geestelijke gesteldheid, de ander op gene.

Wanneer gesteldheid en gaven van meetaf harmoniëeren, mag dat stellig niet versmaad.

Een predikant zal bij eventueele beroepen hiermede wel rekenen.

En hij doet daar voorzeker geen zonde. aan.

Maar zou, wat voor hem geen zonde is, het wel zijn bij ©en kandidaat?

Doch vooral met het oog op' de beroepende gemeenten zouden wij een termijn van zeg drie maanden willen aanbevelen.

Dan zijn zij allicht in de gelegenheid om den kandidaat nog eens te hoore'U of te gaan lioore'U.

Dan kon 't wel eens blijken, dat iemand, die eerst erg „beviel", later tegenvalt en dat een ander, aan wien men niet dacht, de begeerde wordt.

Hoe ïijper het beroep' is, des te beter.

Des te meer is men ook verantwoord tegenover, den Koning der kerk, die door Zijn Geest de gaven uitdeelt, gelijkerwijs Hij wil.

De gemeente is eien deugdelijke vooirbereiding van het beroepingswerk waard.

Kolen vuurs.

Dezer dagen werd de volge'ude circulaire verspreid:

Naar aanleiding van de, ook aan onze Kerkeraden gezonden circulaire van eene Commissie te 's Hage, inhoudende een oproep tot steun voor „de noodlijdende Predikanten en EvangeUsten der Belgische Kerken", hebben de Kerkeraden van de Gereformeerde Kerken in Antvrerpen en Brussel in de Standaard van 22 Maart jl. er op gewezen, dat de drie Gereformeerde Kerken in België: van Antwerpen, Brussel en Gent zelf noodlijdend zijn. Nu zij voor haar eigen nood tevens een beroep doen op „allen die de Gereformeerde Belijdenis zijn toegedaan", ligt het ongetwijfeld vooral op den iveg van ï)e Gereformeerde Kerken in Nederland, met wie zij ook in Kerkverband leven, eerst en meest daarop acht te nemen en naar vermogen aan die Kerken hulp te bieden.

Daarom hebben ondergeteekenden zich vereenigd als Comité tot steun van de Gereformeerde Kerken in België. Wij denken hierbü niet uitsluitend aan die Kerken in Antwerpen, Brussel en Gent, maar ook aan andere noodlijdende Kerken of Kringen, Predikanten en Evangelisten, van wie het openbaar is of worden mocht, dat ook zij zich aan de Gereformeerde Belijdenis houden.

Indien het mocht blijken, dat het Haagsche Comité niet zonder hulp uit de Gereformeerde Kerken voldoenden steun voor noodlijdende Predikanten en Evangelisten kan verkrijgen, zal een'welgemotiveerd beroep op die hulp zeker niet geheel vergeefsch zijn. Evenmin als wij ons onttrokken hebben bij de hulpbieding aan Duitsche Predikantengezinnen, aan de verzorging van de ~ Belgische vluchtelingen in den Oorlogstijd, de huisvesting van Hongaarsche kinderen enz. Overeenkomstig de apostolische vermaning'. Gal. 6:10: Zoo dan, terwijl Avij tijd hebben, laat ons goeddoen aan allen". In dit geval moet echter vooropgaan de verzorging van de ons 't naast bestaande broederschap; overeenkomstig hetgeen de apostel aldus op die vermaning Iaat volgen: aar meest aan de h u i s g e n o o t e n des g e 1 o o f s.

In aansluiting aan die betuiging der bovengenoemde Gereformeerde Kerkeraden, dat zij zelve noodlijdend zijn, richten wü ons nu met broederlijke opwekking: steun te bieden aan deze (thans ook herderlopze) Kerken, tot de Kerkeraden en leden.van De Gereformeerde Kerken, en zenden ze ook aan Gereformeerde weekbladen, alsmede aan Christelijke dagbladen, met verzoek tot opneming, 't zij geheel of in hoofdzaak. Om alzoo in breeden kring de aandacht te vestigen op deze gelegenheid tot medewerking aan den oiïbouw van de Gereformeerde Kerk in België. Het doel van deze mededeeling en opwekking is derhalve: door inhchting mogelijk misverstand van den oproep van het Haagsche Comité te voorkomen of weg te nemen, en allen die eerst en meest tot steun van de Gereformeerde Kerken, Kringen en personen in België wenschen mede te werken, te dienen in de verzameling en uitdeeling van wat zij om des Heeren wil voor dat doel ons toezenden.

Het adres voor de toezending is: Dr G. O o s t e r - hof te Kampen, Penningmeester van het Comité. Van ontvangen giften zal mededeeling worden gedaan aan De Sta'ndaard, De Herauten De Ba-• z u i n.

Ook dezen voorgenomen medearbeid voor het Koninkrijk Gods aanbevelend in Uw aller liefde en gebeden, zijn wtj ^•

Uwe dw. broeders in Christus, het Hoofd der Gemeente, die Zijn lichaam is:

Het Comité tot hulp aan de Gereformeerde Kerken in België:

Prof. Dr H. BOUWMAN, Hoogleeraar a. d. Theol. School te Kampen, Voorz. Mr G. H. A.. GROSHEIDE, Dir. der Vereen, v. H. O. op Ger. GrondsL, A'dam. Dr H. KAAJAN, Geref. Predikant te Utrecht. Dr G. KEIZER, Geref. Pred. te De Steeg (G.), Secr. Prof. L. LINDEBOOM, Em. Hoogleeraar a. d. Theol. School te Kampen. Dr.G. OOSTERHOF, Leeraar a. h. Geref. Gymnasium te Kampen, Penn., Giro-no. 126982.

Men zal zich herinneren, dat het Haagsche Comité een exclusief standpunt innam en de Gereformeerde Kerke'U in België buitensloot.

Daartegenover is het pas opgerichte Co-mité zooi ruim, 'dat het zijn hulp niet tot de Gereformeerde Kerken wil beperken, maar ook buiten dien krmg wil bieden, indien het Haagsche Comité daartoe niet geheel bij machte mocht zijn.

Zóó worden kolen vüürs Öp.der Haagsche-Comitéleden hoofd gehoopt.

Om dit mooie gebaar zien wij enkele minder logische kronkelingen in deze circulaire, welke de secure lezer zelf reeds zal hebben op-gemerkt, gaarne voorbij.

Toch veroorlove men ons één vraag.

Waarom wordt voor onze noiodlijdende kerken in België niet de kerkelijke weg ingeslagen?

De Syno'de van Utrecht beschikte op, een verzoek van 'de kerk van Antwerpen gunstig.

De Classis Dordrecht spande zich aok in, om de zaak van Brussel te behartigen.

Vloeien de giften niet meer?

Zijn de kerkelijke kanalen verstopt?

Dan moeten ze op - de S-yno-de van noodig eens worden dqorgeblazen. Groningen

Het gaat hier immers om kerkelijke aangelegenhe'dc'n.

Om hulpbehoevende kerken.

En wanneer hier in Nederland een o-nzer kerken hulpbehoevend wordt, gaa.t men er toch geen Comité vO'Or op-richten?

En of het nu Gereformeerde Kerken in België betreft of in Nederland blijft p-reci-es eend'er.

Want beide leven in één en.hetzelfde kerkelijk verband.

Onze kerken in België hebben • de eerste jaren geregelden steun noodig.

Zij zijn met een gift voor één keer niet gebaat.

Daarom is het gewenscht, dat onze kerken in Nederland hierin vaste voorziening treffen, gelijk indertijd ook voor de kerken in Argentinië geschiedde.

Het doel van het Comité is ons wel duidelijk', maar niet de zin.

Daarover zouden we gaarne nader worden gelicht.

Is het 'de zin van dit Comité om tot - d'e Synode van Groningen in de eerste hehoieften van onze Gereformeerde Kerken in België hulpi te bieden?

Dan schuilt er zekere aanklacht in tege-n de kerkelijke hulpverleening.

Dat is niet erg, indien het verdiend is.

Of — maar dit kunnen we moeilijk onderstellen — ligt de eigenlijke zin van het Comité hierin, dat men ook buiten de GeTeformeerd'e Kerken steun wil verleen en?

Doch dan zou er op moeten aangedroaigen dit openlijk te zeggen. .

Wij hebben op steun-verleening aan hen, die niet tot onze Gereformeerde Kerken behoo'ren niets tegen, indien er werkelijk nood is.

Toch moet 'die o..i. afgezohd-erd wo-rden van de hulp, 'die wij als Gereformeerde 'Kerken aan onze kerken in België in 'den kerkelijkén weg beho'Oren te geven.

Dé verschijning van een P'aar sterren in deze duisternis ZOU ons welkom zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's