GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ten laatste van allen is Hij ook van mij als van een ontijdig geborene, gezien. 1 Cor. 15:8.

Het karakter van de verschijning van Paulus.

De openbaring van den verhoogden Christus aan Paulus is zonder twijfel anders geweest dan do verschijningen van den verrezen Christus üi de dagen tusschen opstanding en hemelvaart. Bij de verschijningen na Zijn opstanding heeft Christus gesproken over de nieuwe taak der discipelen, over de opdracht die volvoerd moest worden. De Heere heeft Zijn discipelen inzicht gegeven in de eenheid en den noodzakelijken voortgang der heilshistorie.

Paulus kan van de openbaring aan hem geschied evenwel iets anders zeggen. Hij heeft het over een mensch die opgetrokken is geweest tot den verhoogden Christus, terwijl de opgestane Heiland integendeel de Zijnen zelf opzocht in de levensverhoudingen waarin zij werkten, bij de vischvangst en bij de huiselijke bijeenkomst. Wat Paulus ervaren heeft is dus wel iets anders, dan wat de overige discipelen te beurt gevallen is. We merken van dit verschil echter niets.

Heeft Paulus het dikwijls over zijn bijzondere verschijning? Heeft hij het over de openbaring, die hem speciaal ten deel viel? Heelemaal niet. Als Paulus er over handelt dan heeft hij het terstond over onuitsprekelijke woorden, en dan voegt hij er nog aan toe, dat hij daarover niet verder kan doorgaan.

En dat niet alleen: Paulus zet de openbaring aan hem geschied, Mer op één lijn met de andere verschijningen. Zonder eenigen overgang, laat Paulus de ééne verschijning op de andere in dit hoofdstuk van 1 Corinthen volgen.

En dat is nog niet alles. De apostel wil alleen de Schrift laten spreken, niet zijn persoonlijke ervaringen en belevenissen. Niet wat hij doorgemaakt heeft om tot kennis der waarheid te komen. Dat is zoo treffend in deze verzen:

Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, (vs 3, 4, Nieuwe vert.).

Het is dus alleen de Schrift die Paulus laat spreken.

En dat hij iets aparts beleefd heeft in zijn ontmoeting met den Verhoogden Christus, men wordt er met geen woord opmerkzaam op gemaakt. Zoo is het ook in al de brieven. Aldoor wil Mj den rijkdom van het Woord Gods toonen. De apostel zegt nergens: Mensehen, dit heb ik beleefd! Mij moet ge hooren, meer dan Petrus en Johannes; ben ik niet verhoogd geweest tot in den derden hemel? Neen, hij zegt overal: broeders, dit zegt het woord Gods. En dan gaat die zelfde Paulus, die heeft mogen inzien in den derden hemel, en die daai-in bijzonder bevoorrecht is geworden, de boekrollen van het Oude Testament opslaan en daaruit aanhalingen doen. Dan gaat cUezelfde Paulus, die gezien heeft meer dan een ander. Schrift met Schrift vergelijken, opdat de gemeenten tot wie hij zich richtte, bij die openbaring Gods zouden leven.

Paulus heeft zich dus nooit van de andei'e apostelen geïsoleerd. Hij heeft zich niet op zichzelf geplaatst en bovenmate geroemd in de uitnemendheid van de openbaring die hem ten deel was gevallen. Hij heeft eenvoudig zich laten opnemen in den apostelkring, hoe wonderlijk hij het ook vond. En hij heeft zich gedragen als de andere apostelen, dat is te zeggen: hij heeft het Woord Gods gebracht en niet zijn miraculeuze bevindingen; hij heeft hartstochtelijk en dringend geroepen tot het geloof in den Christus Gods, en niet zichzelf met een waas van geheimzinnigheid omgeven door te spreken van hemelsche openbaringen.

Aldus heeft Paulus eiken dag zijn apostolische oeping vervuld: Zijn roeping om te prediken van e groote werken Gods, en van de werkelijkheid an kruis en opstanding en van de vervulling van at van oudsher beloofd was.

Zoo is Paulus gebleven in de schriftuurlijke lijn, en heeft hij de gemeente gebouwd op het fundament van apostelen en profeten.

Dat is de blijvende rijkdom van de Nieuw-testamentische kerk. De kerk wordt niet gebouwd door degenen die met heel aparte dingen voor den dag komen, om daardoor de aandacht op zich te richten, en ook niet door hen, die de predildng van het evangelie versieren met allerlei schoone verzinsels en verhaaltjes, maar de kerk wordt gebouwd, indien in den dienst des Woords ontsloten worden de schatten der openbaring; indien inzicht gegeven wordt in de wondere wijze van Gods werken en in al zijn volheid gebracht wordt de prediking van Jezus Christus.

Als Paulus lang en breed al maar door over zijn visioenen gehandeld had, de gemeente van Corinthe zou wellicht gezegd hebben: Och, och, wat heeft die Paulus toch wat ei-varen! Wal is hij toch een gunsteling dat dit voorrecht hem te beurt gevallen is! Maar daarbij zou het gebleven zijn.

En als de predikant de aandaclit van de menschen boeit door zijn bijzondere trucjes en door zijn kunstgrepen de hoorders in verbazing brengt, dan gaan de menschen de kerk uit met de gedachte: Geweldig wat kan die man het zeggen; Wat heeft hij een wonderen ons laten zien.

Maar de beslissende vraag is deze: Wordt scliriftgetrouw het Woord ontvouwd? Wordt daarin alleen de kracht gezocht?

Daarbij toch zal de gemeente Gods alleen kunnen leven en volharden.

Op dit punt moeten de hoorders van het Woord zich ook gedurig beproeven.

Er zijn menschen die snalcken naar verandering. Hoe wonderlijker iets gezegd wordt, hoe liever ze het hebben.

Hooren zij echter God tot hen spreken door Zijn Woord? Dat is de groote vraag. Worden zi| geestelijk verrijkt door het hooren van het gepredikte Woord?

Die maatstaf moet aangelegd worden!

De christenen hooren echter ook in den dienst des Woords de prediking van het heil in Christus en zij zien hoe in de gemeenschap der kerk dat Woord Gods wordt ontvouwd tot zegen van hen zelf en van al de hunnen en ze gaan heen met een hart vol dankbaarheid met deze belijdenis: Ja waarlijk. God is Israël goed, is ook ons goed, dat Hij ons telkens doet zien de genade Gods in Christus Jezus, opdat we daarbij zalig zouden zijn in leven en in sterven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's