Studentenalmanak 1908 - pagina 128
122
En dwaalde naar 't geheimnisvolle meer,
Of zij soms zag den een'ge, dien zij minde.
* *
*
En eens op laten lichten avondstond,
Toen aan den hemel hoog de mane blonk.
Waar breede driften witte wolkjes dreven,
Toen alles geurde in 't zoele zomerland.
Toen lindenlanen schaften donkre schaduw.
En populieren zongen, kamperfoelie geurde.
Toen d'aarde als rustte in wierook-offerdamp.
Toen ging zij weer naar 't scheem'ringvolle meer.
Getooid in 't blanke wit en bruidsversiersels,
In 't goudblond haar een krans van myrtenkruid,
En donker droomerig seringenpaars.
Toen hoorde ze op eenmaal weer zijn stem,
Die uit de diepte van het meer weerklonk,
Die lokte en mischend zong een zoeten zang.
Toen zag zij weer zijn liefelijk gelaat,
Dat glansde als de witte morgenster.
Of als de bleeke maan bij 't ochtendgloren.
Hij noodigde haar in zijn schoon paleis.
Met wonderteere, rozenroode bloemen.
Vol zilvren lampen en betoovrende muziek.
En hij beloofde innig haar zijn liefde.
En onweerstaanbaar zweefden zijne hymnen
Op d' adem van den koelen zomernachtwind:
O liefste kom hier, kom hier toch naar mij,
O liefste kom hier toch naar 't rustige meer.
Van schoonheid en eeuwge betoovring,
Daar is 't verblindend ondoofbare licht,
Daar zijn veelkleurige, onsterfelijke bloemen.
Daar zijn de bosschen met eenzame paden.
Daar is geen smart en daar is geen geween;
Daar is geen nacht en daar zijn geen klachten;
Daar is de eeuwige liefd' u bereid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908
Studentenalmanak | 170 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908
Studentenalmanak | 170 Pagina's