GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1914 - pagina 134

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1914 - pagina 134

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

124 FARRAGO

wijze inwerkt op het gemoed van den mensch. Wijl aan het

ware en goede verwant en in de absolute idee daarmede één,

mag het geene gewaarwordingen wekken, welke aan die van waar-

heid en goedheid tegengesteld zijn; volgens PLATO moest de kunst

zelfs aan zedelijke doeleinden dienstbaar wezen, en in de latere

Philosophie werden het ware, het goede en het schoone menig-

maal tot eene onverbreekbare trias verbonden. Maar daarom is het

schoone nog wel van het goede en het ware onderscheiden; het

wekt zelfs eigeuaardige gewaarwordingen, aandoeningen en stem-

mingen in den mensch; het reinigt zijne affecten, verzoent de

tegenstellingen in zijn leven, brengt harmonie in zijne ziel en

verschaft hem vrede en rust.

In den nieuwen tijd is tegen dit „dogmatisme" in de aes-

thetica, evenals trouwens in iedere wetenschap, eene sterke reactie

ontwaakt. Zij begon in Engeland, waar onder invloed der

empirische wijsbegeerte door SHAFTESBURY de poging ondernomen

werd, om het aesthetisch genieten psychologisch te verklaren, en

anderen, zooals HOME, BURKE, ERASMUS DARWIN, het schoone

sensualistisch trachtten te begrijpen als eene zinnelijke eigenschap

der dingen, welke, op de ziel des menschen inwerkend, zijne

zenuwen ontspant, en vooral sociaal, door het wekken van liefde

en geslachtslust, de grootste beteekenis heeft.

Daarbij kwam de wijsbegeerte van KANT, die, evenals in

wetenschap, godsdienst en moraal, zoo ook in de leer van het

schoone tusschen dogmatisme en empirisme eene bemiddeling

zocht. KANT zag zeer goed in, dat het schoone iets anders was

dan het nuttige en het aangename, en dus ook meer inhield dan

louter eene quaestie van smaak; aanschouwing en genieting van

het schoone berustte volgens dezen denker op een synthetisch

oordeel a priori, op de aesthetische Urtheilskraft, dat is op een

aangeboren gevoel van lust en onlust, dat zoowel van het zinne-

lijk kennen (zooals BAUMOARTEN meende) als van het zinnelijk

begeeren (gelijk het utilisme in zijn dagen oordeelde) onderschei-

den was. Door dit gevoel is de mensch in staat, om een ding

aesthetisch te waardeeren en te genieten, dat wil zeggen, om het

zoo te beschouwen, dat men geheel afziet van inhoud en stof,

van nuttigheid en doel van het voorwerp, en het enkel en alleen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914

Studentenalmanak | 236 Pagina's

Studentenalmanak 1914 - pagina 134

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914

Studentenalmanak | 236 Pagina's