GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 33

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 33

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

'

(—

^

Nummer 125 - Mei ig4y

VRIJE UNIVERSITEITSBLAD MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN O r g a a n van de V e r e e n i g i n g v o o r H o o g e r O n d e r w i j s op G e r e f o r m e e r d e n Amsterdam / Keizersgracht i66

grondslag

Redactie-commissie; Prof. Dr F. W. Grosheide / Mr G. H. A. Grosheide / B. Faber Stukken voor ie reiactie te zenien aan: B. Faber / Keizersgracht 166 / Amsterdam

Het bestaansrecht van de Vrije Universiteit Er zijn vragen, die, zij het dan soms in verschillenden vorm, telkens terugkeeren. Zulke vragen zijn er ook in het leven van de Vrije Universiteit. Toen deze hoogeschool zou worden gesticht, was de vraag aan de orde, gaat het aan, dat een vrije vereeniging een school opent voor hooger onderwijs. Dr Kuyper heeft toen in zijn meesterlijk ,,Strikt genomen" overtuigend bewezen, dat de universiteit naar haar aard een vrije corporatie is en dat het recht tot universiteitsstichting volstrekt niet alleen door de overheid of door de kerk voor zich mocht worden opgeëischt. Ik geloof niet, dat er iemand is, die thans nog het bestaansrecht van bijzondere hoogescholén ontkent. Een andere vraag is, heeft een bijzondere hoogeschool bestaansrecht, gelet op haar aard en op haar kunnen. Is hpt niet wenschelijk, dat de studeerende jeugd hoogleeraren van allerlei richting beluisteren kan en is daarom de openbare universiteit niet de aangewezen plaats voor hooger onderwijs? En dan, zal een bijzondere universiteit binnen de groep die haar steunt, de noodige mannen en het noodige geld vinden? D e eerste, de paedagogische vraag, laten we ditmaal onbesproken. Op de tweede vraag kan worden geantwoord: de Heere heeft in zijn goedertierenheid aan de Vrije Universiteit alles geschonken, wat ze noodig had. W e e r een anderen vorm van • de vraag naar het bestaansrecht van de Vrije Universiteit ontmoet men in onzen eigen kring. Is het wel noodig alle vakken aan een Gereformeerde hoogeschool te onderwijzen? Er is toch een zeer breede neutrale zone. De Vrije Universiteit werkt toch met de resultaten, die aan hoogescholén, die, opzettelijk of inderdaad, op geheel anderen grondslag staan. Vooral naarmate onze Universiteit zich uitbreidt en meer en meer vakken in haar ondervrijs betrekt, komt deze vraag naar voren. Vergissen we ons niet, dan wordt ze vooral ook door jonge menschen gesteld. Nu ja, als ze studeeren, dan gaan ze naar de Vrije Universiteit, dat

brengt hun afkomst, hun opvoeding, vanzelf met zich mede. Maar is dat nu bepaald noodzakelijkr Er zijn aan andere hoogescholén zeer bekwame geleerden, wier onderwijs men gaarne volgen zou. In dezen vorm is de vraag een benauwende vraag. Want zij komt niet van tegenstanders, doch van medestanders. Zij komt op bij menschen die de Vrije Universiteit kennen, die weten wat zij gedaan heeft. En die toch van haar bestaansrecht niet ten volle overtuigd zijn. ^Yij zien in deze vraag een absoluut miskennen van de omstandigheden, waaronder wij leven. Er is veel veranderd in Nederland. Een zeer belangrijke verandering is, dat de eenheid der Nederlandsche Christenen is gebroken. Men is het niet meer eens ten aanzien van de Christelijke school, ten aanzien van de Christelijke politiek, ten aanzien van den maatschappelijken strijd. Het is hier niet de plaats op dit feit zelf nader in t e gaan, het is een feit van zeer vérstrekkende beteekenis. Naar ons oordeel komt dit feit ook, zij het dan misschien onbewust, tot uiting in de vraag naar het bestaansrecht, zooals we haar het laatst stelden. En wij plaatsen daar tegenover als onze meening, dat allen, die den naam van Christus belijden, zich nog meer dan voorheen hebben aaneen te sluiten en dat alle Gereformeerden in de eerste plaats zich hebben te scharen om de Vrije Universiteit. Niet omdat er aan die hoogeschool geen gebreken kleven, niet omdat er elders geen geleerden van naam zijn, zelfs niet omdat het voor studenten niet nuttig zou zijn van allerlei gevoelens kennis te nemen, maar omdat Gods genade ons in de Vrije Universiteit een centrum gaf, dat bedoelt te erkermen, dat overal Gods Woord positief uitgangspunt en bewuste grondslag moet zijn van alle handelen. Dat alle handelen, alle methode van werken, steeds weer aan dat Woord moet worden getoetst. Er is geen gedeeldheid in het leven mogelijk, het kan nergens zonder God. Het is in de Staatkunde, in het maatschappelijk leven niet voldoende, als er niets tegen Gods W o o r d geschiedt. Aan dat Woord 1801

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 33

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's