Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 99

waarmee de „voorlichtingscampagne" werd opgezet. De uitkomst doet hopen dat zij aan dit doel heeft beantwoord. De wijze waarop dit doel gok verder kan worden nagestreefd is reeds een punt van ernstig overleg. RAAD VAN BIJSTAND De gedachte aan versterking van band en communicatie tussen de leiding van Vereniging en Universiteit enerzijds en de leden en contribuanten der Vereniging anderzijds, lag ook ten grondslag aan de oprichting van de Raad van Bijstand, waartoe de mogelijkheid bij de laatste statutenwijziging werd geopend. De spontaniteit waarmede de provinciale besturen der landelijke organisatie en de leden der Vereniging aan de totstandkoming van deze Raad hebben medegewerkt, heeft het bestuur er van overtuigd, dat ook in dit opzicht sprake was van een aanwezige behoefte. De installatie-vergadering van de Raad van Bijstand vond plaats op 9 december 1967. Hoewel deze vergadering nog in hoofdzaak een informatief karakter droeg, bood zij toch reeds gelegenheid tot vruchtbare discussies. Het feit, dat de Raad zelf de wens uitsprak vóór de volgende jaarvergadering nog tweemaal te vergaderen, moge als bewijs voor de daadwerkelijke belangstelling van de leden voor de hun toevertrouwde taak worden vermeld.

GRONDSLAG Een van de taken, die in de statuten aan de Raad zijn toegekend, is het adviseren ten aanzien van eventuele herziening der statuten. Met name moet dit als een zeer belangrijke taak worden gezien, wanneer deze herziening betrekking zou hebben op de formulering van de grondslag der Vereniging. Zoals bekend hebben directeuren en curatoren, met medewerking van de Senaat, reeds in 1964 een commissie ingesteld, die tot taak, had zich te bezinnen op de inhoud van de gereformeerde beginselen ,,als bedoeld in de statuten der Vereniging" en de betekenis daarvan voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Haar opdracht omvatte eveneens de mogelijkheid te onderzoeken van een herformulering van de grondslag in termen, die zowel de tegenwoordige generatie toespreken als de verbondenheid met de vroegere generaties doen blijken. Deze commissie, waarin de colleges van directeuren en curatoren, de senaat en alle faculteiten vertegenwoordigd waren, heeft in vele vergaderingen diepgaand over deze vragen gehandeld. Dat de belangstelling voor deze vragen binnen de universiteit zo levendig is geworden — hetgeen o.a. op het senaatscongres zeer duidelijk bleek — is zeker mede aan deze besprekingen te danken. De commissie heeft in het najaar een voorlopig advies uitgebracht, waarin een mogelijke herformulering van de grondslag

10

der Vereniging werd aangegeven. Het «verleg over dit advies binnen de besturende colleges is in het verslagjaar en ook bij het stellen van dit verslag nog niet tot afsluiting gekomen. Op de a.s. jaarvergadering zullen ter zake dus ook nog geen concrete voorstellen kunnen worden gedaan. Wel zal het mogelijk zijn mededeling te doen omtrent de grondgedachte waarop het advies is gebaseerd en waarmede bij het aanvankelijk overleg ook de besturende colleges zich hebben kunnen verenigen. Met eventuele terzake uit de vergadering voortkomende reacties zal daardoor bij het voortgezet overleg ook rekening kunnen worden gehouden. Mocht dit overleg daarna tot concrete voorstellen leiden, dan zullen deze uiteraard niet dan na grondige voorbereiding ter beslissing aan de Vereniging worden voorgelegd. LANDELIJKE ORGANISATIE De heer J. D. F. van Halsema werd na zijn herbenoeming tot directeur door directeuren wederom aangewezen als voorzitter van de commissie landelijke organisatie. Ir. C. A. Doets werd tot vicevoorzitter benoemd. Hier dient afzonderlijk melding te worden gemaakt van het aftreden van de heer B. Faber als lid van de landelijke organisatie commissie. De heer Faber heeft daarmede na de beëindiging van zijn werkzaamheden als administrateur der Vereniging en Universiteit de landelijke organisatie, waarvan hij voordien de stuwende kracht was, nog zes jaren met zijn gaven en ervaring mogen dienen. Gaarne spreken directeuren ook voor deze arbeid hun grote waardering uit. De commissie landelijke organisatie kwam in het afgelopen jaar 3 maal bijeen. Voorts werd eenmaal met de voorzitters en secretarissen van de provinciale verbanden vergaderd, namelijk op 6 november. De inkomsten der Vereniging uit contributies en bijdragen van leden, donateurs en begunstigers liepen in het verslagjaar enigszins terug, namelijk van f 716.936,20 in 1966 tot f 711.104, 90 in 1967 Dit verlies werd echter ruimschoots gecompen seerd door de hogere opbrengst van de actieVrouwen V.U.-Hulp, die steeg van f 401.486,19 in 1965 tot ƒ 426.460,11 in 1966. Directeuren stellen er prijs op hun welgemeende dank te betuigen aan allen, die ook in 1967 hun vrijwillige medewerking gaven aan de zaak van de Vrije Universiteit. Niet alleen voor wat betreft de werving van leden en contribuanten, de inning en verrekening der contributies, het plaatsen en lichten der V.U.-busjes, ook ten aanzien van het bevorderen van de belangstelling en de liefde voor de Vrije Universiteit is door vele medewerkers in de Landelijke Organisatie zeer veel verricht. Dat ook zij daarbij wel eens stuiten op reacties waaruit twijfel of ongerustheid of zelfs misnoegen spreekt omtrent de gang van zaken van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen