GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 13

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 13

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

anders zélf de Bijbel geen recht'-dooen en, wat niet minder erg is, anderen verhinderen om tot de Bijbel te komen. Het is daarom zo dringend nodig, ja een levensbelang voor de kerk, dat wij ópen blijven staan voor wat er via het natuurwetenschappelijk werk maar uiteraard ook wat er aan betrouwbare resultaten van wetenschappelijke arbeid in andere faculteiten ter beschikking komt. Het is daarom immers óók, dat de Vrije Universiteit is gesticht? Er kan dan ook geen sprake van zijn dat de wetenschapsbeoefening aan de Vrije Universiteit ertoe zou bijdragen het gezag van de Schrift ondergeschikt te maken, voor een deel of ook geheel, aan de wetenschap. Het tegendeel is waar. Want het zou juist niet van eerbied voor de Schrift en haar gezag spreken wanneer wij zaken die God ons via de wetenschap onmiskenbaar laat zien, zouden willen negeren ten gunste van traditionele opvattingen die eigen menselijke ideeën over de Bijbel zijn. En daarom zou ik met grote nadruk willen stellen: Iaat men toch niet de zaken omkeren maar erkennen dat betrouwbare resultaten van wetenschapsbeoefening ons de Bijbel niet afnemen, maar juist mee kunnen helpen om er een beter zicht op te krijgen en zijn boodschap, die wij kennelijk voor een deel hadden vertekend of misverstaan, weer beter te leren verstaan.

Feit of hypothese. N u heeft men natuurlijk in het debat naar voren gebracht: ja als het over feiten gaat, accoord, maar is er in de wetenschap niet vooral sprake van veronderstelling, van hypothese. Sommigen gingen zelfs zo ver dat ze stelden dat alle resultaat van wetenschap ,,hypothetisch" van aard was in de betekenis van: ,,Het lijkt vandaag misschien wel zo, maar morgen kan het weer anders zijn. Alle menselijke wetenschap is principieel onbetrouwbaar. Het enig betrouwbare en vaste in deze wereld is het Woord van God en daar houd ik me maar aan! Mij kan de wereld en de wetenschap niet verontrusten!" Welnu, als dit waar was, dan is de stichting van een Vrije Universiteit wel een grote vergissing geweest. Dan zou eigenlijk de waarheidsvraag in de wetenschap niet gesteld kunnen worden. Dan zou de vraag van Pilatus ,,Wat is waarheid?" dé karakteristiek van de wetenschapsbeoefening zijn. Maar kan dat waar zijn.' Er doen zich hier vragen voor waarop in dit verband niet kan worden ingegaan, maar ik wil tóch proberen van enkele kanten de zaak te benaderen om misschien bij de één dit, bij de ander een ander aansluitingspunt te krijgen op grond waarvan gezegd moet worden: neen, dit kan niet waar zijn. Want ondanks de zonde in de wereld, ondanks alle fouten die de mens ook in zijn wetenschappelijke arbeid maken kan — en ligt niet juist bij de boom der kennis zijn oerzonde — ondanks dat is er vooruitgang in onze wetenschap, worden er betrouwbare resultaten geboekt met hoeveel moeite en verdriet, vallen en opstaan, die ook verkregen worden, in overeenstemming met de doornen en distels die

de mens op zijn weg, ook in de wetenschap, ontmoet. De betrouwbaarheid van de wetenschap aanvaarden we onder meer in de toepassingen, hoe zouden we ons anders aan medicijnen van de huisarts of aan het mes van de chirurg mogen toevertrouwen? Hoe zouden we ooit over een brug mogen lopen of in een auto of vliegtuig gaan zitten als we er van uit zouden gaan dat bepaalde wetmatigheden vandaag wèl, maar morgen niet meer zouden gelden ? Welnu, het feit bv. dat de ouderdom van de aarde en van het planten- en dierenrijk op aarde slechts in de orde van miljoenen jaren valt te meten is vaster gefundeerd dan de brug waaraan zoveel mensen zich iedere dag weer toevertrouwen als ze naar hun werk gaan. Die ouderdom is wel mede gebaseerd op de fossielen, maar niet op een evolutietheorie bijvoorbeeld. Wie een hoge ouderdom van de aarde wil ontkennen, komt er niet met de simpele afwijzing van een evolutietheorie maar zal de conclusie moeten aandurven dat de fossielen die we in de aardkorst vinden geen resten zijn van planten en dieren die inderdaad op aarde geleefd hebben en voor het overgrote deel gestorven zijn voor de eerste mens op aarde verscheen. Die moet dan ook volhouden dat de afzettingsgesteenten in de aardkorst die op precies dezelfde wijze zijn' opgebouwd als die welke vandaag worden gevormd, wel precies gelijken op deze recente afzettingen maar desondanks niet op dezelfde wijze zijn ontstaan. Die moet verder volhouden dat de radio-actieve methode van ouderdomsbepaling, hoewel de betrouwbaarheid van deze geologische klok in de gesteenten van de aardkorst zelf, bij wijze van spreken, is opgeschreven, slechts bedrieglijke schijn is. Die moet blijven ontkennen tegen alles in, omdat het eenvoudig zo ligt dat van welke kant ook men de ouderdom van de aarde tracht te benaderen er maar één conclusie mogelijk is: zeer hoge ouderdom. Maar dat zou dan ook betekenen dat er principieel géén betrouwbare menselijke kennis over het geologisch verleden vanuit een studie van de aardkorst mogelijk is. Dan zijn we echter in een heel gevaarlijke filosofie terecht gekomen die naar mijn overtuiging met de Bijbelse Openbaring niets te maken heeft. Wat de Bijbel betreft geloven wij in een betrouwbaar Woord van een betrouwbare God, door profeten en apostelen in deze wereld gesproken. Juist daaruit kennen we Hem ook als de Schepper van Hemel en Aarde die de mens naar zijn beeld schiep, ook om vandaag bv. geologie te bedrijven. Daarom is het onmogelijk dat Hij in zijn Scheppingsopenbaring onbetrouwbaar zou zijn en ons plaatsen zou voor een schijnwereld van fossielen en structuren die geen basis voor betrouwbare menselijke kennis omtrent het geologisch verleden zou kunnen zijn. Kortom, het gaat zowel in de Schrift als in de geschapen wereld om de waarheidsvraag en die kan en moet in beide gevallen worden gesteld op grond van ons geloof in Jahweh die de ,,Ik zal zijn" heet, anders hebben we Hem tot een leugenaar gemaakt. Hoe kan de geoloog de hoge ouderdom van de aarde bewijzen? Blijft het geen „hypothese"? Hoe werkt hij dan dat hij een zo hoge pretentie kan hebben dat hij op een

13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

VU-Blad | 143 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 13

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

VU-Blad | 143 Pagina's