VU Magazine 1971 - pagina 133

ke activiteiten vormt, of hetgeen we in het voorgaande hebben geconstateerd niet symptomatisch is voor het gehele optreden van de kerk. Of de kerk met andere woorden niet - zonder dat zij dit zeif beseft in heel haar optreden dat deel van de leden (met alleen maar lager onderwijs en/of sociaal lager gewaardeerde positie en/of beperkte mogelijkheden wkt het inkomen betreft) verwaarloost, daar geen aandacht aan schenkt. Het is de moeite waard toekomstig onderzoek hierop te richten. Een

termezzo; kosmos, kairos, konformeren; lacune, lynchen, levensstramien, legitimeren; mineur, maquette, mondain; nihilisme, neurotisch, numeriek, navenant; oriënteren, out-cast, obscuur; pretentie, proportie, pericoop, privacy, paternalisme; realist, remedie, realiteit, referaat, relativisme, respons, rectificeren; spirit, superpli, sekularlsatie, status, stilering, solidariteit, summum; taboe, titulatuur, terminologie; universeel, utopie; vademecum, verhorizontaliseren; wetticisme, wordingsmythe; zelfanalyse. In totaal werden in 84 van de 91 preken één of meer (vaak veel) moeilijke woorden gebruikt, volgens het gehanteerde criterium.

Te hoog 'Kombineert men deze gegevens,' aldus het rapport, 'dan kan men stellen dat in bijna alle preken een te hoog sociaal-cultureel niveau bij de hoorders wordt voorondersteld (te hoog, indien men er tenminste van uitgaat dat het in de preek gezegde door iedereen begrepen moet kunnen worden). Indien men de grens wat hoger legt en stelt dat wanneer alleen maar middelmatig kennisniveau voorondersteld wordt, men de grens nóg niet overschreden heeft, dan blijft nog staan dat van 43 van de 91 preken - dus bijna van de helft gezegd moet worden dat zij een te hoog sociaal-cultureel niveau bij de hoorders vooronderstellen.' Het onderzoek was beperkt, dus voorzichtigheid moet bij het trekken van conclusies '1 acht worden genomen. 'Waar we vragen ons wel af,' aldus het rapPon, 'mede gelet op het feit dat de preek sen essentieel onderdeel van alle kerkelij-

onderdeel van dat onderzoek zal zich moeten richten op de vraag of het inderdaad waar is, dat arbeiders een lossere band met de kerk hebben dan niet-arbeiders en of de eventuele eenzijdige gerichtheid van de kerk op de niet-arbeiders hier wellicht een faktor van betekenis of misschien zelfs wel de doorslaggevende faktor is. Als dit namelijk het geval zou zijn, dan zou de lossere band van de arbeiders niet te wijten zijn aan de individuele arbeiders of het arbeidersmilieu, maar aan het gehele optreden van de kerk. Het is duidelijk, dat het hier om voor het kerkelijk beleid belangrijke zaken gaat.' 27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen