GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1972 - pagina 195

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1972 - pagina 195

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

magazine

we nog moeten wennen aan een academicus in een wat minder hoge functie en met wat minder status. Dat zou zich kunnen uiten in een begin-inkomen dat wat lager ligt.

Plaats verwerven Een punt dat er nog wel even bij mag, is dat het onderzoek van Laqard uitwijst, dat er geen vaste relatie bestaat tussen een type bedrijf, de grootte ervan en het aantal academici dat men aanstelt. Laqard nam twee vergelijkbare bedrijven die dezelfde produkten maakten en dezelfde afdelingen hadden. Hij vond dat de relatie tussen het aantal academici, het aantal werknemers met middelbare opleiding en arbeiders niet vast lag. Op ieder niveau werkten mensen met hogere, middelbare en zelfs met alleen lagere opleidingen naast elkaar. Wat wij dus vaak denken: voor die en die functies heb je academici nodig en voor die niet, dat blijkt in de praktijk niet zo te zijn. Dat betekent dat de academicus bezig is zich een plaats in de maatschappij als geheel te verwerven. De vraag die ik stel is: kan dat worden vergemakkelijkt door dat inkomensmechanisme. Het bedrijfsleven neemt nog onvoldoende academici op. Het is de vraag of dat verholpen zou kunnen worden als het inkomenspeil anders zou zijn. Ik denk dat dit aan de hand is: wij zijn gewend aan een samenleving met zeer weinig academici. Het lijkt erop dat we ons nu begeven naar een ander type maatschappij waarin veel meer academici zijn. Die academici worden niet opgeleid omdat de maatschappij erom vraagt. Ouders laten hun kinderen meestal niet studeren uitsluitend omdat ze daar een investering in zien, maar omdat er ruimte voor is. Het is een welvaartssymptoom. De vraag van het bedrijfsleven staat daar min of meer los van en die is ook niet gefixeerd. Als nu de academici wat meer moeilijkheden hebben dan anderen om aan een baan te komen, dan zeg ik: men moet kennelijk nog wennen aan het idee dat er veel meer academici aangesteld worden, misschien heeft dat te maken met het inkomen.

die een directie-secretaris vraagt, een jurist. Die man zal misschien vijf procent van zijn tijd besteden aan juridische vragen. Waarschijnlijk had men dan beter een econoom of een socioloog kunnen hebben. Die vraag is dus ook niet zo scherp. Mijn ervaring is, dat studenten zich bij het bepalen van hun studierichting niet sterklaten leiden door de vraag hoe hoog het salaris zal zijn dat hen in de toekomst wacht. Vooral onder sociologen is de neiging aanwezig om zich wat negatief op te stellen tegenover het bedrijfsleven. Die zal toch niet worden ingegeven door het verlangen naar een hoog salaris. Ik ben voor een zekere nivellering van de inkomens, dus als je ziet dat afgestudeerde jongeren minder gemakkelijk aan een baan komen, dan zou je daarvan gebruik kunnen maken. Bovendien als blijkt dat een generatie, of in ieder geval de woordvoerders

Eenzijdig

Werkloosheid onder academici.

van een generatie, zich uitspreken voor nivellering, probeer daar dan iets van door te zetten. Ik denk niet, dat een hoog inkomen een belangrijk motief is om te gaan studeren maar de ervaring tot nog toe is wel, dat academici meer verdienen dan anderen. De cijfers daarover liegen er niet om. De Wolf en Ruiter gaven (in 1967) als maximum jaarinkomen voor 40^5-jarigen bij de rijksoverheid: lager onderwijs f 11.200; ULO f 12.900; MO f 15.600; semi hoger f 18.900 en wetensch. onderwijs f 26.400.

Niet scherp Al met al weten we er nog weinig van, maar wel is wat je aan studies hierover ziet zeer interessant. Je zou namelijk verwachten dat niet name in de chemische en technische industrie harde cijfers zouden zijn te vinden over de relatie tussen het aantal arbeiders en het aantal ingenieurs, maar dat is niet zo. De werkgevers hebben vaak geen flauw benul van wat voor soort mensen ze vragen. Er is net beroemde voorbeeld van een werkgever

mensen die eigenlij k niet precies weten welke studie ze zullen beginnen zou ik willen zeggen: het is niet zo verschrikkelijk belangrijk watje doet. Ik geloof niet zo erg in begaafdheid in één richting. Ik ben zelf economie gaan studeren omdat dat de enige studie was die je hier in Rotterdam kon doen. Nu is één man natuurlijk een ontzettend kleine steekproef, maar ik denk dat veel mensen op die manier hun studierichting hebben gekozen. Er is een groot aantal mensen dat een opleiding aan de universiteit kiest om op die manier een wat bredere algemene ontwikkeling te krijgen. Die zijn niet uit op een bepaalde functie, maar willen zich eenvoudig wat breder oriënteren. Dat zie ik vooral in de juridische en sociale faculteiten. De sociale faculteit is niet voor niets de laatste jaren zo enorm aangezwollen. Dat heeft te maken met het feit dat een aantal mensen niet studeert met het oog op een wetenschappelijke baan, maar dat ze zich willen oriënteren. Het blijkt dat de maatschappij deze mensen ook wel weer kan aborberen.

Begaafdheid Ik vind het doodeng om nu al tegen mensen te zeggen of ze wel of niet moeten gaan studeren. Bij vakken als economie, rechten of sociologie is het spectrum van banen waar men heen kan zo breed, dat het heel moeilijk is te zeggen waar nu precies de verzadiging optreedt. Persoonlijk vind ik dat iedereen die geestelijk de mogelijkheden heeft om te studeren, daarvan gebruik moet maken. De

Een andere vraag is of we niet bezig zijn al te eenzijdig te kijken naar het wetenschappelijk onderwijs. Of wij niet binnen het totale onderwijsbudget onevenredige aandacht geven aan universitair onderwijs. Een verschuiving naar het hoger beroepsonderwijs zou misschien interessant zijn. Ik vind dat er veel te zeggen is voor de plannen om te komen tot een integratie tussen hoger onderwijs en hoger beroepsonderwijs. Het zit een beetje in de Posthumus-plannen. Daarin wordt de algemene studieduur op vier jaar gesteld. Daarna is er voor wie zich diepergaand wil specialiseren, de gelegenheid om dat te doen. Het komt er op neer dat je gemakkelijker die wetenschappelijke titel geeft.

Titels Als onze maatschappij wat democratischer was en de titulatuur liet vallen, zou je waarschijnlijk ook betere motieven krijgen waarom men een bepaalde studie kiest. Die titels betekenen nog steeds iets, dat zit ontzettend diep bij ons. Je wordt al gauw een soort orakel: van iemand die economie gestudeerd heeft wordt verondersteld, dat hij daarom wijze uitspraken kan doen over de kerkelijke toestand of de oorlog in Vietnam. Men verwacht van de academicus iets op alle terreinen des levens. Dat is wat ik noem: de maatschappij die nog niet gewend is aan de academicus. In Amerika heb ik altijd het idee dat je je een tikje belachelijk maakt wanneer je aankomt met je briefpapier met "prof. dr." erop. Ik ben het er overal aan het afschrappen. M'n vrouw zegt dat dat een geïnverteerde vorm van snobisme is: nonchalant doen met een titel waarvan iedereen toch wel weet dat hij er is.' 39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's

VU Magazine 1972 - pagina 195

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's