GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 136

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 136

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

staan. De uitdrukking 'de eeuw van de auto' werd dan ook niet zonder triomfantelijke bijklank geuit. Dezelfde term ('de eeuw van de auto') kwam voor in een studie van dr. L. Bak, 'Parkeren in Nederland' (1968): 'Wijlen Sir Winston Churchill sprak reeds in 1905 zijn verwondering uit over het snel groeiende automobilisme. Nu, ruim 60 jaar later, is de auto al zo verbreid dat sommigen spreken over de 20ste eeuw als de "eeuw van de auto".' De heer Bak (buitengewoon lector in de praktische planologie aan de VU) besteedde in zijn boek aandacht aan andere zaken dan veiligheid of luchtverontreiniging: hij had te maken met een ruimteprobleem. Een staande volwassene neemt 0,5 m^ in beslag en wanneer hij in een volle bus of tram staat, zelfs maar 0,2 m l Een stilstaande auto daarentegen heeft al gauw 15 tot 20 m^ nodig; een rijdende auto neemt ruwweg net zoveel ruimte in, als het aantal kilometers snelheid dat hij rijdt (bij een snelheid van 100 km per uur heeft een auto dus ongeveer 100 m^ ruimte nodig). Tegelijkertijd heeft de auto een geringe vervoerscapaciteit. Berekend is, hoeveel mensen per uur kunnen worden vervoerd over een drie meter brede weg. De sneltrein of de metro is winnaar met een uurcapaciteit van 40.000 mensen (tram: 20.000; autobus 10.000), De individuele vervoersmiddelen steken bij de cijfers ongunstig af: fiets: 5,000 per uur; bromfiets: 2,000 mensen en de auto 1.500 mensen. Dr. Bak kwam dan ook tot de conclusie dat wat de ruimte betreft, de auto een 'zeer onsociaal, egoïstisch gebruiksvoorwerp' \s. 'Voor een gelijke vervoersprestatie heeft de auto 10 tot 25 maal zo veel ruimte nodig als de voetganger of het openbaar vervoer,' zo schreef hij.

Invalshoeken In een gesprek met dr. Bak stelde VUmagazine de vraag of de gestaag groeiende autostroom de planologen zorgen baart en op welke manier ze met die stroom bezig zijn. Dr. Bak gaf daarop een exposé over de verschillende invalshoeken, van waaruit men het oog op de auto laat vallen. In betrekkelijk willekeurige volgorde waren dat:- de milieuproblematiek in de enge betekenis van het woord. De auto vervuilt het milieu. Grofweg kan het nationale gemiddelde van de luchtvervuiling voor eenderde deel worden toegeschreven aan auto's en bromfietsen. Industrie en huisbrand veroorzaken - even grofweg - de overige 28

tweederden. 'Plaatselijk kunnen die verhoudingen natuurlijk enorm verschillen; ik geef nu maar even een zeer globaal beeld.' Naast de concrete luchtvervuiling die aan het gemotoriseerde verkeer te wijten is, bestaat er ook een 'totale beïnvloeding' van het milieu door de auto. Hij is agressief in die zin, dat hij ons totale landschap be-

paalt'. Niet alleen de aanleg van nieuwe snelwegen door bos of wei behoren tot die beïnvloeding, maar ook het bestaan van uitgestrekte parkeerplaatsen of -garages in een stad etc. Er zijn oneindig veel symptomen van de aanwezigheid van de auto in onze samenleving. Hij geeft versnijdingen van het landschap, hij verstoort de eigensoortigheid van het landschap en veroorzaakt zogenaamde 'optische vervuiling'. Dr. Bak: 'Met dat laatste bedoel ik het verschil tussen datgene wat men van een landschap verwacht en wat men in feite aantreft. Dat

rM=

/KW/L

mm kan een soort schok geven: men verwacht een duinlandschap, of een polderland of een historische binnenstad te zien en dan staan daar die opdringerige "blikvangers".' Volgens dr. Bak is deze 'optische vervuiling' een moeilijk meetbare zaak. 'Het gaat om de verstoring van belevingswaarden. Dit aspect van de zaak heeft tot dusver wei-

nig aandacht gekregen, hoewel toch aan de belevingskwaliteit van een landschap grote waarde moet worden gehecht: voelen we ons in een landschap thuis, vinden we het er fijn, of komt het als kil, onbehagelijk, te zakelijk, op ons af. In dat hele scala van gevoelswaarden speelt de auto over het algemeen een negatieve rol.'

Honderd hectare Een modern klaverblad geprojecteerd in het centrum van Utrecht. Over ruimte gesproken (uit: 'Waar moet 't heen . . .')

- De auto is een geweldige ruimtegebruiker. De auto-zelf komt uit alle rekensommen naar voren als het meest ruimtevragende vervoermiddel. Dat brengt met zich mee, dat het vervoer een zeer snel groeiende plaats inneemt in de totale ruimtebestemming. Een vierbaans-autoweg met middenberm, vluchtstroken en aan weerskanten een talud, vraagt al gauw een breedte van ongeveer honderd meter. Als zo'n weg slechts tien kilometer lang is, dan betekent dt een verlies van honderd hectare ruimte. 'Bij grote verkeersoplosslngen, als bijvoorbeeld een klaverblad, praten we in feite over onzinnige oppervlakten: tien hectare is de gewoonste zaak van de wereld'. Ook in de steden zijn de verhoudingen merkwaardig komen te liggen. Heel lang was ongeveer eenkwart van de stedelijke ruimte nodig voor de verkeersafwikkeling. Inclusief de ruimte voor voetgangers, fietsers, openbaar vervoer, parkeerruimte etc. 'Wij zijn nu toegegroeid naar een situatie waarbij in tal van steden 35 tot 40 procent van de ruimte door het verkeer wordt gebruikt en men er desondanks toch niet meer uitkomt. Duitse onderzoekingen, in Hamburg bijvoorbeeld, hebben laten zien, dat wanneer je het verkeer onbeperkt de kans zou geven, er tweederde of driekwart van de stedelijke ruimte nodig zou zijn voor het verkeer.' Daarmee zou dan het kind met het badwater zijn weggegooid, vooral ook, omdat de akelige wet geldt, dat verkeer verkeer aantrekt en wanneer men capaciteit schept, dat een stimulans is voor het gebruik. Als extra-complicatie geldt dan nog, dat over een etmaal gezien ongeveer tachtig procent van het verkeer moet worden afgewerkt in twintig procent van de tijd (de spits) en dat iedere verkeersdeelnemer ook het openbaar vervoer - verwacht, dat de capaciteit van het wegenstelsel is berekend op de verwerking in die pieken. 'Er is niemand die met vreugde constateert \ dat op drie uur 's middags zelfs in een stad als Amsterdam nergens verkeersproblemen bestaan. Des te meer wordt gesigna29

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 136

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's