VU Magazine 1973 - pagina 33

Wie pornografie wil bestrijden moet liet vrijgeven 'Toen in 1969 drie redacteuren van het Nijmeeg- de eerste stelling bij zijn proefschrift een opse Universiteitsblad vervolgd werden naar aan- lossing aan, die er simpeler uitziet: 'De beste leiding van de publikatie van een gedicht van manier om de pornografie te bestrijden is om Apollinaire, dreigden zij, wanneer zij zouden haar vrij te geven.' worden veroordeeld, een klacht in te zullen die- Door VU-magazine verzocht om toelichting nen tegen Heintje op grond van de door hem ge- bij deze stelling, antwoordt de heer Schalken zongen teksten, die naar hun opvatting een voor dat de stelling niet zó moet worden verstaan de eerbaarheid aanstotelijk, ontuchtig en inkes- dat hij voorstander zou zijn van pornografietueus karakter hadden,' a\Aus een voetnoot in bestrijding, 'maar inderdaad, wanneer men het proefschrift 'Pornografie en Strafrecht', pornografie zou willen bestrijden, zou die waarop mr. Tom Schalken vorige maand pro- vrij te koop moeten zijn. Het feit dat iets vermoveerde. De voetnoot had betrekking op boden is, geeft een taboeïserende werking, een passage waarin de heer Schalken in na- zeker met betrekking tot pornografie-wetvolging van vele anderen worstelde met de geving. Het uitbeelden van de seksualiteit betekenis van het begrip 'pornografie'. Wan- blijft in de taboesfeer hangen met alle gevolneer men ermee bedoelt: onzedelijk, onwel- gen van dien.' Op studiereis door Denemarvoeglijk, verdorven, ontuchtig, onkuis, sme- ken, waar pornografie vrij te koop is, viel het rig, schunnig, liederlijk dan maakt men de de heer Schalken op, dat er in Nederland nog problemen alleen maar groter. Want wat is al eens opvattingen kunnen worden vernoprecies de inhoud van al die bijvoegelijke men die in tegenspraak zijn met wat hij waarnaamwoorden afzonderlijk? Wanneer het es- nam. sentiële kenmerk van pornografische lectuur 'Het misverstand bestaat, dat in Denemarken zou zijn dat ze 'schandelijk' en 'smerig' is, alles maar kan en dat er niets verboden is. Het geldt dan niet hetzelfde voor tal van Ameri- tegendeel is waar. Er bestaan in Denemarken kaanse tv-filras met al hun bruut geweld en zowel in de landelijke wetgeving als in de gemoordpartijen, zo vroeg hij zich af Hij con- meentelijke politieverordeningen algemene bestateerde: 'Tot op heden is er nog niemand in palingen, die streng worden toegepast.' geslaagd om de pornografische lectuur in een hanteerbare definitie vast te leggen. Waarom'is het eigenlijk zo moeilijk porno- Bevordering grafie te vangen in een wettelijke regeling? Kan de stelling over de bestrijding van pornoDe heer Schalken schrijft dat onder meer toe grafie ook worden omgekeerd: houdt de huiaan het feit, dat aan pornografie niet zo iets dige wet een bevordering in van pornografie? als een 'beginsel met een zekere eeuwigheids- De heer Schalken gelooft, dat die stelling waarde' ten grondslag ligt. Ze beweegt mee voor een deel wel degelijk opgaat. In zijn met de maatschappelijke en culturele stro- proefschrift stelt hij vast, dat door wettelijke mingen. Wat in een bepaalde tijd als volstrekt en justitiële verbodsbepalingen, op de erotiek ontoelaatbaar wordt beschouwd, is enige ja- een sterke nadruk is gevallen. Het zou echter ren later blijkbaar de gewoonste zaak van de onjuist zijn, om de oorzaak van alle aandacht wereld. In 'Pornografie en Strafrecht' wordt voor erotische zaken uitsluitend in diezelfde er, ter illustratie aan herinnerd, dat ruim een strafbepalingen te zoeken. Ook zonder wetjaar geleden (november 1971) de Rotterdam- telijk toezicht zou er pornografie geproduse burgemeestersvrouw de officiële opening ceerd en geconsumeerd worden. Er bestaat verrichtte van een abortuskliniek, genoemd dus blijkbaar een onmiskenbare behoefte aan naar een arts die in 1958 tot zes jaar werd ver- pornografische lectuur. oordeeld wegens het uitoefenen van abortus. In het proefschrift zijn de volgende cijfers te

Vrijgeven Wie een afdoend wetsartikel ter bestrijding van de pornografie zou willen formuleren zou het daarmee niet gemakkelijk hebben, netzomin als de rechter die dat artikel dan zou moeten toepassen. De heer Schalken geeft in

vinden: in Amerika wordt de omzet van de handel in pornografie geschat op 2,5 miljard dollar per jaar, in Denemarken op zeventig miljoen dollar per jaar. In Duitsland worden naar schatting per maand ruim twintig miljoen seks-georiënteerde tijdschriften verkocht. In Nederland zouden per maand ruim één miljoen seksblaadjes worden gedistri-

Mr. T. Schalken

bueerd. Onder de schrijvers die zich met het verschijnsel pornografie bezighouden, bestaat weinig verdeeldheid over de vraag waar die behoefte vandaankomt. Schalken citeert C. van Emde Boas, die nadruk heeft gelegd op 'de desintegratie van het liefdeleven in de westerse maatschappij, een ontwrichting die het gevolg is van een steeds voortgaande industrialisatie, waardoor de mensen het levende contact met de eigen kunst verbroken hebben, als gevolg waarvan hun goede smaak systematisch wordt ondermijnd.' Waarop de heer Schalken opmerkt dat het merkwaardig is, dat wanneer de behoefte aan pornografie is terug te voeren tot een ongezonde situatie op seksueel gebied, men in alle hevigheid de strijd aanbindt met pornografie als symptoom. Men zou er beter aan doen eerst de diepere oorzaken op te sporen, schrijft hij.

Strijd In ons land woedt de strijd tegen de pornografie, althans op papier, inderdaad hevig. De pornografiewet van 1911 houdt een algemeen verbod in. Ook wanneer de consument zich uit eigen wil en welbewust het één en ander zou willen aanschaffen, is hij strafbaar. (Hoezeer hier sprake is van een 'gevecht-oppapier' blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de heer Schalken waarnam, dat in Kopenhagen het straatbeeld aanzienlijk 'cleaner' was dan in Amsterdam, hoewel de Nederlandse strafwet bars tekeergaat tegen pornografie). De achtergrond van die wet, moet volgens de heer Schalken vooral worden gezocht in de begin deze eeuw algemeen geldende opvatting dat pornografie - ook medisch - schadelijk was voor een mens. In het proefschrift wordt herinnerd aan een enquête die in 1908 werd gehouden onder artsen en pedagogen. De vraag was of oneerbare zaken nadelig zouden kunnen zijn voor 31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen