GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 183

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 183

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

willen bevriezen, enzovoorts. De aan het onderwerp 'versobering' gewijde dag van de geref. kerken in Rotterdam (zie VUmagazine jan. '73) had met name te maken met de groeiende ongerustheid over het ontbreken van mondiale gerechtigheid. Het samenvallen van beide factoren is weilicht de oorzaak van de in enkele jaren tijds hevig versterkte roep om een inkomenspolitiek van de overheid. Argumenten, dat inkomensnivellering gevaarlijk zou kunnen zijn voor de economische groei (ook in Sowjet-Rusland bleek dat) spreken niet meer aan. Integendeel. Inkomensnivellering zou dan juist een middel kunnen zijn om de problemen te lijf te gaan, die volgens de Club van Rome opdoemen bij voortgaande economische groei. In zijn inaugurele rede 'Economie en Vooruitgang' waarschuwde prof. Goudzwaard vorig jaar, dat indien de bereidheid zou ontbreken om een zekere welstandsstabilisatie te aanvaarden, o.a. 'een scherpe terugval der werkgelegenheid vrijwel onvermijdelijk (zal) zijn'. De aandrang op de overheid om tot een inkomenspolitiek te komen, neemt door dit alles voortdurend toe, niet alleen vanuit de progressieve drie, maar - al blijft de concretisering hoe dat dan zou moeten, vager - ook vanuit de confessionele partijen. Zo werd vanuit de Eerste Kamer het kabinet-De Jong reeds in een aangenomen motie-De Gaay Fortman (sr.) uitgenodigd om binnen redelijke termijn tot de formulering te komen van een doelbewust inkomensbeleid. Uitgevoerd is de motie niet. Evenmin kan volgehouden worden dat de in het regeerakkoord Steenkamp, (waarop in 1971 het kabinet-Biesheuvel van start ging) gewekte verwachtingen inzake een inkomenspolitiek vervuld werden. Was het kabinet er hard tegenaan gegaan, dan was het wellicht reeds eerder uiteengespat, want op dit punt verschilden de opvattingen van deelnemende partijen over wat rechtvaardig is. Werd in de verwarde berichten over de verdeeldheid in het kabinet-Biesheuvel niet ten volle opgehelderd, waaraan het bezweken was, duidelijk was wel, dat het te maken had met de verdeling van het nationaal inkomen. Verschillen in visie tussen partijen op mens en maatschappij klaarden op in de na de kabinetscrisis uitgeschreven verkiezingen die, globaal bekeken, leidden tot winst voor partijen die zich terzake het duidelijkst uitspraken. De programs van de politieke partijen uit 1967 besprekend, oordeelde prof. Hartog (Verdelingspolitiek, 1969) dat de verschillen zich vrij duidelijk aftekenen.

Twee beginselen staan in de verdelingspolitiek tegenover elkaar. Het eerste is het 'gelijke-start'beginsel, dat vooral door liberalen wordt verdedigd (de W D ) . Inkomensverschillen worden vanuit dit gezichtspunt slechts gerechtvaardigd geacht uit verschillen in aanleg en prestatie. Daartegenover staat het (evenzeer aan het wedstrijdidee ontleende) gelijke-finishbeginsel, gebaseerd op de oude socialis-

mensverschillen scheppen, in stand houden en zelfs vergroten, wellicht ook de instrumenten heeft ontwikkeld om er op mondiaal niveau iets aan te doen. Het zijn veelal, dezelfde politici en economen (Tinbergen) die zich druk maken over nationale inkomensverschillen als over mondiale. De inkomensongelijkheid op wereldniveau is ongeveer zesmaal zo groot als die in ons land, zo is berekend.

Hoe ongelijk? Hoe ongelijk is de verdeling in ons land? Er zijn tal van manieren om situatie en ontwikkeling te berekenen en uit te drukken, vu-politicoloog drs. J. J. van Cuilenburg reikte VU-magazine een heel eenvoudige aan. Men kan b.v. de Nederlandse bevolking verdelen in groepen, die bestaan uit elk tien procent inkomenstrekkers (tien decielen), van de laagstbetaalde groep naar de hoogste. Berekend kan dan worden hoeveel procent van de nationale koek elk van die tien groepen kreeg. Ontwikkelingen kunnen zo ook worden uitgedrukt. Het blijkt dan uit de cijfers dat de vijf laagstbetaalde groepen (de helft van de inkomenstrekkers) er verhoudingsgewijs sinds 1930 voortdurend op is achteruitgegaan. Kreeg deze laagstbetaalde helft in 1930 nog 27% van de nationale koek, in 1950 was het part geslonken tot 23% en in 1967 tot 21%. Let wel, het gaat hier om verhoudingen. Omdat de koek groeide, is men in guldens uitgedrukt, er wel enorm op vooruitgegaan. De groei van de koek maakte dat er niet zo'n behoefte was aan bezinning op de vraag wat nu een rechtvaardige verdeling is. Ook de topverdieners moesten verhouGeld maakt niet gelukkig . . . Drs. J. J. van Cuilenburg

tische leuze 'arbeid naar vermogen, loon naar behoefte', dat uitgaat van een minder negatief mensbeeld.

Wereld "t Is ongelijk verdeeld in de wereld,' zucht menigeen. De inkomensverschillen zijn over de hele wereld bekeken inderdaad zo schokkend, dat men over een rechtvaardiger verdeling van de nationale koek aanvankelijk nauwelijks durft te praten. De schroom vermindert bij wie beseft dat we met verwante oorzaken te doen hebben en dat, wie kans ziet op nationaal niveau de processen te beheersen, die grote inko23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 183

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's