GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 98

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 98

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

magazine

heid. Niet alleen de verwachtingen van Jesaja, of de woede van Ezechiël. Prometheus werd uit zijn boeien bevrijd, Antigone uit haar ommuring. Die boeien en die muren, mythische beelden van het noodlot, vielen voor hem tot stof in elkaar. Alle goden waren dood en de mens begon. Het was alsof de mens opnieuw werd geboren.' . . . 'Paulus van Tarsen is een volgeling van deze Jezus. Hij wil mens worden, maar begrijpt zijn eigen doen en laten niet. "Ik doe immers niet wat ik wil, maar wat ik verafschuw. In mij woont erniets goeds. Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil. Als ik het goede wil doen, dwingt het kwade zich aan mij op. Ik ongelukkige! Wie zal mij redden van dit bestaan ten dode? God zij gedankt door Jezus Christus, onze Heer!" Veel mensen herkennen zichzelf in dit stukje bestaansverheldering. De mens is nog maar een heel klein stukje onderweg echt mens te worden. Hij wil vrede en vrijheid, maar ontketent oorlog en vernietiging. De mens zoekt, ontwijkt en ontkent verantwoordelijkheid. Hij schept grootse dingen en stort ineen als een paar vaste punten in zijn leven hem ontvallen. De mens is nog geen mens, zijn menswording is nog maar net begonnen. Pas gaandeweg zal de mens mens worden. De mens is een experiment. Of is ook dat te optimistisch gedacht? Is de mens een roofdier en zal hij het ook altijd blijven? Is er wel evolutie in de menswording te onderkennen? Is niet kenmerkend voor de mens, dat hij altijd en overal ten diepste zichzelf en zijn eigen belang zoekt? Betoon van naastenliefde heeft slechts ten doel de eigen oogmerken te dienen. De mens is slecht en zal nooit deugen. Zo denken we vaak. Zo lijkt het vaak. Zo is het ook vaak. En t o c h . . . Twee miljoen jaar geleden was er een ontwikkeling van dier naar mens. Vierduizend jaar geleden beleed een mensenkind, dat zijn God hem bijna een god had gemaakt. Tweeduizend jaar later leeft en predikt de godenzoon Jezus van Nazareth.'

Dr. P. R. Wiepkema onderzoekt als bioloog de samenhang tussen hersenen en agressief gedrag: 'Essentieel voor wat ik in dit opstel wil beweren is dat het overgrote deel van onze evolutie zich in kleinere groepsverbanden heeft afgespeeld en dat het geselecteerde gedrag integraal op die leefsituatie is afgestemd. Pas in de laatste minuten van onze geschiedenis zijn het werktuiggebruik en de daarmee samenhangende verstedelijking opgetreden. 42

Twee verschijnselen waar we biologisch gesproken nog geen raad mee weten. Onze "oerouders" leefden in groepen van misschien enkele honderden individuen. De mannen gingen op jacht en beschermden vrouwen en kinderen tegen allerlei gevaar, niet in 't minst van soortgenoten uit andere groepen of stammen. De vrouwen kregen de zorg voor de steeds langer afhankelijk blijvende kinderen. Ons gedrag tegenover soortgenoten is daardoor op z'n minst door twee condities vastgelegd. Ten eerste had je als mens alleen maar te maken met soortgenoten die je kon waarnemen en ten tweede waren al die soortgenoten te verdelen in behorende tot de eigen groep en vreemdehngen. In onze tijd is er radicaal iets veranderd. Wij krijgen met de dag steeds meer te maken met mensen die we nog nooit hebben gezien en ook nooit meer zullen zien. Tegelijk raken we steeds meer overtuigd van de gedachte dat de wereld vol is van mensen die allen dezelfde rechten behoren te hebben. Medemensen. Het conflict in deze beide punten wil ik illustreren. Ik heb het gevoel dat de lezer daarna zonder veel moeite andere voorbeelden kan toevoegen. In alle diersoorten blijkt agressief gedrag een onmisbaar middel voor het in stand houden van die soort (verspreiding der individuen, verdediging van de nestplaats, etc). Nooit echter leidt deze agressie tot het op grote schaal doden van soortgenoten. Dé manier waarop dit wordt voorkomen is dat de verliezer "zichtbaar" gedrag vertoont (vlucht, onderworpenheid, kinderlijk gedrag e.a.) waardoor het voor de aanvaller onmogelijk wordt zijn agressie tot het uiterste te laten gaan. De mens doodt soortgenoten op grote schaal. De verklaring van dit verschil is niet dat wij zo buitensporig agressief zouden zijn. Daar zijn geen aanwijzingen voor. De oorzaak is, lijkt mij, dat wij hulpstukken bij ons agressief gedrag hebben ontwikkeld, die ons de tegenstander - medemens - uit het oog hebben doen verliezen. Daardoor werd ongeremd doden mogelijk. Voor de meeste oorlogsvHegers is het geen werkelijk probleem wat door hun toedoen medemensen wordt aangedaan. Moord, verminking, ellende. Laten we niet vergeten dat de meerderheid van ons met deze vliegers uitwisselbaar is. Is hier een weg terug mogelijk? Het tweede voorbeeld heeft te maken met de realiteit van de anonieme wereldbevolking om ons heen. Soortgenoten, meer dan we ooit hadden vermoed, dringen dagelijks via de t.v. ons privé territoir binnen. Hongersnood in Bangladesh, onrecht in Zuid-Afrika, aardbevingen in Perzië, een lange rij toestanden waarbij een beroep op onze hulp wordt gedaan. Ontwikkelingshulp en wat daar mee verwant is, heeft een onoplosbaar aspect zolang wij niet in staat zijn onrecht en ellende elders als onszelf aangedaan te ervaren. Ondanks massale informatie blijken we toch niet

verder te kunnen kijken dan tot een klein aantal stad- en landgenoten met wie we omgaan. Emotioneel zijn de meesten van ons geen blijvertjes in de ontwikkelingsproblemen. De anonimiteit van de anderen is te groot. Bovendien moeten we nog een flink stuk groepswantrouwen opzij zetten alvorens tot hulp over te gaan. Wie is onze naaste? Ik zie deze houding van mijzelf en van mijn medemensen als een regelrecht gevolg van de manier waarop wij mensen tot nu vrijwel steeds met elkaar hebben geleefd. Zitten we hier nu definitief in het slop of komen we er deze keer ook wel weer uit? Ik geloof dat er openingen naar de toekomst zijn. Ergens onderweg is de mens door de Here God aangesproken. Eerst vaag, geleidelijk aan steeds duidelijker. Door dit samenspel van God en mens hebben we kunnen ontdekken verantwoordelijk te zijn voor wat we zelf doen. Wij hebben van de Here God gehoord dat Hij met ons te doen wil hebben, zoals Hij dat op de meest open manier deed door onder ons te leven. De wijze waarop Jezus ons het leven heeft voorgeleefd biedt hoop voor de toekomst. Er is een weg. De weg van de liefde tot de naaste die jezelf bent.'

Dr. L. van Egeraat: 'De mens in Agadir is voor mij te ver weg, die in Purmerend is dat zelfs al. Aan het verzoek om voor deze bundel iets te schrijven over de mens kan ik alleen maar voldoen door het afleggen van een getuigenis. Deze namelijk, dat ik intens houd van Brabant en van zijn mensen. Onder hen heb ik geleefd en wil ik blijven leven, dit gewest als woongebied verlaten zou mij onmogelijk zijn. Terugkerend uit Marokko of Zweden op Schiphol, voel ik me daar nog even vervreemd als in Tanger of Stockholm. Pas als ik van Schiphol zuidwaarts ga, Amsterdam zo vlug mogelijk achter me laat, bezuiden de rivieren een restaurant en aan een naburig tafeltje twee meisjes tegen elkaar hoor zeggen: "ons moeder z e e . . . " , dan weet ik dat ik weer thuis ben.'

Drs. J. Klatter: 'Den mens in het geding met God. De mens is de democratische ruimte van vrijheid en verantwoordelijkheid. Hij redt dat niet. Kenmerkend is, dat de organisatie der verenigde volkeren de rechten van de mens predikt, en terecht, maar niet At plichten van de mens, en dat is ten onrechte. Dat is de mens uit zijn balans werpen in zijn democratische ruimte. Het verhaal van de geschiedenis is het verhaal van de mens. Dit verhaal houdt in een wetenschappelijk-technischetorenbouw-van-Babel: elk geslacht omhoog op de schouders van het vorige; maar de progressie stond bij de opbouw der ethiek, tenzij alleen, dat elke gene-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 98

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's