GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 33

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 33

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wl magazine 31

overheid bemoeit zich al even weinig met de haven als met de handel. Er waren ook bijna geen middelen, waarmee het gouvernement zijn invloed zou hebben kunnen laten gelden zo het al enige neiging in die richting zou hebben gehad. De werven en opslagruimten waren particulier bezit. Het koloniaal bestuur bezat precies genoeg kade om één flink stoomschip aan te laten leggen, zonder loodsen of verdere faciliteiten (de Handelskade). Dat was niet genoeg om door concurrentie een corrigerende werking uit te oefenen op haventarieven en havenpraktijken. De particuliere havenbedrijven konden doen en laten wat zij wilden. Af en toe klonken er wel stemmen die tegen deze toestand protesteerden, maar het hielp niet veel. Eén keer zei een Minister van Koloniën zelfs heel officieel in de Tweede Kamer: ,,De regering is er op uil het daarheen te leiden dat de haven van Curasao geheel en al van staatswege kan worden geëxploiteerd. Ik acht het heter de plannen welke de regering in dit opzicht koestert niet aan de grote klok te hangen." Dat was in 1918. Iedereen op Curapao weet dat de toestand sindsdien, ondanks de aanleg van een groot nieuw havencomplex door de overheid, niet wezenlijk is veranderd. De haven is niet van Curagao, maar van enkele Curapaoenaars (en buitenlanders'.'). Op de werven - zoals de kaden vanouds heten op Curapao — stonden de loodsen waar de doorvocrgoederen werden opgeslagen. Daar legden de schoeners aan, die de ..zuidelijke" relaties onderhielden en de grote zeilschepen en later ook de stoomschepen die naar Europa en Amerika heen en weer voeren. Ging het goed met de handel en was er dus veel zeilvaart, dan werden op de werven ook zeilschepen gerepareerd en gebouwd. Later, na 1900, werden de kolenwerven belangrijk en nog later de bunkerstations voor stookolie. De levering van bunkerolie is tot vandaag het meest winstgevende onderdeel van het particuliere havenbedrijf.

„Plantage" Een echte landbouwkolonie is Curasao nooit geweest. Het woord ..plantage" heeft er een heel andere betekenis dan bij voorbeeld in Suriname of in het zuiden van de

Verenigde Staten. Dat weet iedereen op de Nederlandse Antillen, maar er is wel eens een Nederlands Kamerlid geweest die vragen heeft gesteld over de Curapaose suikerplantages! Een plantage was op Curapao een fiink stuk grond waarop tamelijk ongeorganiseerd wat veeteelt en landbouw werd beoefend, met een landhuisalscentrum. Rond het Schottegat lagen de zogenaamde waterplantages, die hun grondwater verkochten aan stadsbewoners en bezoekende schepen. Langs de zuidkust van het eiland lagen aan verschillende inhammen de zoutplantages. waar door verdamping van zeewater zout werd gewonnen in zoutpannen. In de tijd van de slavernij leverden de meeste plantages al niet veel op aan echte landbouwprodukten en na de afschaffing van de slavernij (in 1863) werd dat niet beter. Veel grootgrondbezitters gingen in de stad wonen omdat zij zich op het platteland geïsoleerd voelden, omdat hun kinderen in de stad alleen behoorlijk onderwijs konden krijgen en de eerste tijd ook wel omdat de plantageprodukten in de stad verhandeld moesten worden. Naarmate de plantages minder opleverden, bleven de heren steeds langer weg. Het toezicht werd overgelaten aan laagbetaalde negeropzichters, die de kringloop van slecht beheer en gering rendement natuurlijk ook niet konden doorbreken. De bewoners van de leem- en strohuisjes rond het grote landhuis waren er sinds de afschaffing van de slavernij niet veel op vooruitgegaan. Zij leefden dikwijls onder het zogenaamde ..paga-terra-contract", dat wil zeggen: zij mochten op de plantages wonen en een klein stukje grond voor eigen gebruik bewerken op voorwaarde dat zij gedurende een bepaald aantal dagen per jaar gratis voor de heer werkten. Op sommige plaatsen moesten zij drie dagen per week werken tegen een gereduceerd loon (van 15 cent per dag) in een tijd dat de landarbeider 25 a 30 cent per dag verdiende. Het gouvernement nam geen directe maatregelen tegen deze vorm van halve slavernij, maar bood wel een alternatief. Vanaf 1864 begon de uitgifte van domeingrond in stukjes van minder dan een hectare. Deze kleine terreinen lagen verspreid op de vroegere gemeenschappelijke weidegronden tussen de plantages. Dit waren gronden die na de vor-

ming van de plantages waren overgebleven, meestal de minder vruchtbare terreinen op de hellingen van de heuvels. Deze twee factoren samen (de geringe omvag van de percelen en de slechte bodemgesteldheid) verklaren mede waarom de pachtgrond meestal niet goed werd bewerkt. Het lag dus niet alleen aan de slavernij, die ook onaangename herinneringen aan het landbouwwerk had nagelaten!

Profiteren De gronden van de plantages en van de kleine grondbezitters leverden niet genoeg op om in het levensonderhoud van de Curagaose bevolking te voorzien. Behalve in de zeer goede oogstjaren (dat was gemiddeld eens in de 7 a 10 jaar) moest er ieder jaar maïs worden ingevoerd. Als de oogst slecht was, moest er veel worden ingevoerd. Die klap kwam dan dubbel hard aan, want niet alleen had de landbouwer geen enkele verdienste, hij moest bovendien de dure importmaïs kopen. De handel profiteerde altijd: was de oogst slecht, dan werd er veel maïs ingevoerd; was de oogst goed. dan was dat te merken aan de omzet van textiel, drank en luxe eetwaren. Bij het laatste begrip moet men niet denken aan bonbons, maar aan zaken als tarwebloem, geraffineerde suiker, vlees en dergelijke. Het gouvernement heeft nooit echt met kracht geprobeerd de landbouw te bevorderen. Gouverneur Van Raders heeft er wat aan gedaan in de negentiende eeyw en Gouverneur De Jong van Beek en Donk in de eerste jaren van de twintigste eeuw. Ze moesten beide met te weinig middelen werken. Toen er niet onmiddellijk successen werden geboekt, riep de handel snel: zie je wel dat alleen handel deze kolonie tot bloei kan brengen! Er werden ook fouten gemaakt die vandaag weer (of nog steeds?) gemaakt worden. Een herbebossingsproject in 1903 mislukte omdat het probleem van de talloze loslopende geiten niet werd aangepakt — en zo is het nog. Op instigatie van een vakbond kregen veel vaders op vaderdag 1974 een boom om te planten; over de geiten werd evenwel niet gesproken, want ,,a gaat is a vote", nog altijd. Over de invloed van de oliemaatschappij op de Curapaose landbouw is veel geschreven. We zullen hier maar niet spreken over het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 33

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's