GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 53

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 53

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

m magazmeó

magazine?

Wanneer er meer werd geluisterd zou de structuur vaker als vanzelf worden omgekeerd

Dominee moet aanvullend werken op wat zich in de gemeente afspeelt

het proefschrift werd geconstateerd dat vele predikanten in leer en leven de gemeente op haar kop zetten door te spreken van werk. dat zij delegeren aan de gemeenteleden en van het inschakelen van gemeenteleden.

Onderwerp Op een aantal vragen van VU-magazine over de domineeskerk, de taak van de predikant, de verhouding ambtsdrager-gemeente, verklaarde dr. Goedhart niet gelukkig te zijn met een gemeente waarin de dominee de plaats inneemt op ,,de top van depyramide". Dat maakt de gemeente maar afhankelijk van de predikant. Eerder zou het omgekeerde het geval moeten zijn: bij alle werk dat in een gemeente wordt verzet, hoort de gemeente niet het meewerkend- of lijdend voorwerp van predikant en/ of ouderling te zijn, maarzelf het onderwerp. Zij zal het moeten doen en het onderling pastoraat, het omzien van het ene gemeentelid naar het andere, is de belangrijkste vorm van pastoraat. Wie dit pastoraat opvat als ,,vrome wens", aldus dr. Goedhart in een van zijn stellingen, „getuigd niet van realisme, maar van vastzitten in een bepaalde

structuur en van gebrek aan hoop". Tot VUmagazine: ,, Wanneer een gemeente afhankelijk is van haar ambtsdragers dan werkt dat passiviteit in de hand. Gemopper in de gemeente over de dominee die je nooit ziet", of over „ouderlingen die niet meer ieder jaar op bezoek komen" of over het feit dat het „niet meer is wat het vroeger was', is gemopper op anderen die het eigenlijk zouden moeten doen. 't Is een gemakkelijke kritiek; men voelt niet meer, dat men samen de verantwoordelijkheid draagt voor alles wat binnen de gemeente gebeurt, of niet gebeurt". Wanneer een gemeente zich daarvan wèl bewust is, dan behoeft het geen ramp te zijn wanneer er een niet al te sterke dominee staat. Zijn taak is niet, zoals in de ,,domineeskerk" de top van de pyramide te zijn, niet hij is de belangrijkste beleidmaker of de belangrijkste initiatiefnemer; het is vooral zijn taak ,,aanvullend" te werken op wat zich in de gemeente afspeelt.

Verwachting In zijn proefschrift ging dr. Goedhart nogal uitgebreid in op de vraag wat nu typerend is voorde beroepspastor (de predikant) en wat

voor de lekepastor (de vrijwilliger). Tal van verschillen kwamen aan de orde. Bij voorbeeld het verwachtingspatroon van de gemeente. Hoewel: hèt verwachtingspatroon is een beetje veel gezegd: wat het ene gemeentelid van een pastor verwacht, kan regelrecht in tegenspraak zijn met wat een ander verwacht. Zo is het waarschijnlijk, dat de wat meer traditioneel-denkende gemeenteleden ..dominee-zelf' méir als pastor beleven dan een ouderling. Het kan zelfs zijn dat zij hem meer vertrouwen schenken, niet omdat hij dicht bij hen staat, maar juist van verder komt, als de „Godsman". Anderen daarentegen zullen niet zo zeer geïnteresseerd zijn in wat iemand is, (bij voorbeeld een predikant die volle kerken trekt) maar wie hij is als mens. Het maakt dan weinig uit of de huisbezoeker nu beroeps- of lekepastor is. ,,Men zoekt een mens en hoe vollediger mens de ander is hoe beter". Uit een onderzoek waarbij aan gemeenteleden werd gevraagd welke eigenschappen zij voor een predikant het belangrijkste vonden antwoordden de meesten: liefde en belangstelling voor de medemens en echtheid in de geloofsbeleving. Dr. Goedhart

^^oUem •problemen

f^é^

veronderstelde dat de gemeente dezelfde eigenschappen verwacht van lekepastors. „Deze eigenschappen hebben weinig of niets te maken met opleiding, beroep, beschikbare tijd en andere karakteristieken. Geen enkele reden dus voor de lekepastor om zich in zijn pastoraat wezenlijk de mindere te voelen van de beroepspastor".

Relaties Natuurlijk neemt dat niet weg dat er tal van eigenaardigheden bestaan in ieders pastoraat. Neem alleen al de opleiding (van de predikant) of het „wereldlijk" beroep (van de vrijwilliger). Naast zulke verschillen bestaan tussen het werk van de beroeps en de vrijwilliger ook overeenkomsten: beiden gaan in hun gesprekken met gemeenteleden relaties aan. Dr. Goedhart beval aan dat bij het afperken van taken onderscheid zou moeten worden gemaakt in het soort relaties. „Het is wenselijk" zo schreef hij, „dat die relaties zich bij de lekepastor meer op persoonsgericht niveau ontwikkelen; bij de beroepspastor meer op taakgericht niveau". Wat moet men zich daarbij voorstellen? Dr. Goedhart: „De beroepspastor heeft een ge-

©yiicuiii^

men

richte opleiding gehad; hij heeft zich een bepaalde deskundigheid verworven. Hij zou zich daarom vooral moeten richten op bepaalde taken. Wanneer bij voorbeeld iemand in de gemeente zit met A vondmaalproblemen, die te maken hebben met een bepaalde visie op de Bi/bel, een meer theologisch probleem dus, dan kun jeje voorstellen dat een ouderling die op bezoek komt, zal moeten toegeven, dat hij dit allemaal ook niet precies weet. Daar is dan iemand voor die gestudeerd heeft, de predikant of de priester. De gemeente (onderwerp) in de persoon van de vrijwilliger, zou dan naar de beroepspastor kunnen verwijzen. Ook zou deze, vanuit zijn deskundigheid, instructie kunnen geven over een bepaald onderwerp. Stel, dat in een gemeente wordt besloten een jaar huisbezoek te wijden aan het werken.

P^ohh """3)l$n / P ^ ^ e ; , •probieinen

^.

aan de arbeidsethiek, de werkloosheid. De predikant zou dan het geven van bijbelstheologische achtergrond bij zo'n onderwerp voor z'n rekening kunnen nemen." De vrijwilliger zou meer persoonsgericht moeten zijn. Daarmee bedoel ik, dat hij in staat is in het contact met de gemeenteleden een hartelijke sfeer tot stand te brengen, een persoonlijke band te leggen. Gesprekken die tijdens een huisbezoek worden gevoerd, zullen gaan over de kerk, over het geloven, over het christen-zijn in deze tijd etc. Dat zijn geen vak-onderwerpen. Er is geen studie voor nodig om aan zo'n gesprek te kunnen deelnemen. Degene die bezocht wordt kan over zulke onderwerpen net zoveel zeggen als degene die op bezoek gaat. Ik vind dat van een vrijwilliger in het individuele pastoraat mag worden gevraagd dat hij een gesprek over zulke onderwerpen, waarbij hij en degene die hij bezoekt elkaar wederzijds helpen en bemoedigen, kan voeren".

Vragen Zo'n taak-afbakening schept wel enige orde en duidelijkheid, het betekent niet, dat de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 53

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's