GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 512

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 512

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vü MAGAZINE 40

Uit de Hortus Daan Smit

De Christusdoorn . . . ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op Zijn hoofd en gaven Hem een riet in Zijn rechterhand (Mattheus 27:29} Toen nam dan Pilatus Jezus en liet Hem geselen. En de soldaten vlochten een kroon van doornen en zetten die op Zijn hoofd. .. {Johannes 19:2} Zoals iedere keer weer blijkt, is het bij het vaststellen van de juiste plantennaam, waarvan in welke vorm dan ook melding wordt gemaakt in de Bijbel, uiterst moeilijk met zekerheid een bepaald gewas als de juiste aan te wijzen. Alleen al de Nederlandse naam Christusdoom roept bij ons vele suggesties op. Een van de meest bekende als kamerplant te kweken Christusdooms is, zonder enige twijfel. Euphorbia milii. Vanwege zijn vele doorns en vuurrode bloemen is de naam goed gekozen, doch heeft hier als zodanig niets mee te doen. Dit tot de wolfsmelkachtigen (Euphorbiaceae) behorend gewas is van oorsprong inheems in Madagascar en was ten tijde van Christus aldaar nog onbekend. Gleditsia triacantha wordt eveens aangeduid als Christusdoom, zij het wel met de toevoeging ,,valse". Dit van nature in het noordoostelijke en Centrale gedeelte van de Verenigde Staten van Amerika inheemse houtachtige gewas, is ook bij ons volledig winterhard. Ze groeien op den duur uit tot enorm grote bomen, die een hoogte kunnen bereiken van meer dan 15 meter. De naam Christusdoom dankt deze boom niet alleen aan het feit dat

de takken bezet zijn met dooms, ook de stam is op latere leeftijd rijk bedekt met vele dooms, welke in de regel in groepjes bijeen staan. Voor de liefhebber is het misschien nog aardig te vermelden, dat er van het echte soort Gleditsia triacantha, vele cultuurvariëteiten in omloop zijn, waarvan vooral de bladkleur sterk varieert: een doomloze vorm is er ook en staat bekend onder de cv. naam ,,Inermis". Gezien het feit dat de term doorns in de Bijbel algemeen gebruikt wordt voor stekelachtige gewassen, is het vrijwel zeker dat vele planten van verschillend uiterlijk als zodanig werden genoemd. De dooms in Jesaja 7:19 en 55:13 en in Mattheus 7:16 worden geacht als van Zizyphys spina-christi te zijn, ook wel Christusdoom genoemd. De dooms in Numeri 33:55, Richteren 8:7 en de ,,bramen" in andere passages worden verondersteld van Rubus sanctus, een bramensoort, te zijn. Met die van Hosea 9:6 en Jesaja 34:13 wordt Xanthium spinosum, een stekelnoot, bedoeld, terwijl die in Mattheus 13:7 en Hebreeën 6:8 verondersteld worden van Centaurea calcitrapa, een soort korenbloem, afkomstig te zijn. In Genesis 3:18, Spreuken 15:19, Jesaja 33:12 een Psalm 58:10 hebben ze onder meer betrekking op Rhamnus palaestina, een op onze vuilboom gelijkend houtachtig gewas. Het is dus erg moeilijk te bepalen om welke van al deze planten het nu uiteindelijk gaat: Met betrekking tot de twee in de aanhef genoemde teksten kan verondersteld worden dat hierbij

de echte Christusdoom, Puliurus spina-christi, bedoeld wordt. Dat de takken van Zizyphus spina-christi, ondanks de karakteristieke soortnaam welke bontanici aan deze plant hebben gegeven (spina-christi = doom van Christus), voor dit doel niet gebezigd houden zijn, is wel aannemelijk, omdat deze soort kan uitgroeien tot een forse boom van wel meer dan 10 meter hoogte. Vandaar dan ook dat het meer voor de hand ligt dat er gebruik gemaakt werd van takjes afkomstig van Paliurus spina-christi, omdat deze een meer heesterachtige groeiwijze heeft, variërend van 1-3 meter hoogte. De takken hiervan waren dan ook gemakkelijker te plukken. Van origine komt Paliurus spina-christi, welke tot de familie van de vuilboomachtigen (Rhamnaceae) behoort, voor in Zuid-Europa tot China en werd in 1594 door Clusius naar Neder-

land gebracht. In ons klimaat is hij dan ook niet geheel winterhard. Zoals met veel van dit soort planten, afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, zijn oudere exemplaren meer tegen de kou bestand dan de jonge exemplaren. Zo wil het dan ook dat enige van deze Christusdooms aanwezig in ons arboretum tijdens de vrij strenge winter van 1978, met temperaturen van -20°C, hier overleefden. Geplant op een warm zonnig plekje in een goed doorlatende grond, zal hij zich ontwikkelen tot een aardig struikje variërend van 1-2 meter hoogte. De bloeitijd valt bij ons omstreeks juli-augustus. Gedurende die tijd is de plant lichtgeel gekleurd door de vele honderden kleine bloemetjes. Aan de vorming van vruchten zullen ze hier niet toekomen; daarvoor is het seizoen te kort. Jammer is dat wel, want ze zijn erg karakteristiek, hetgeen de afbeelding illustreert. Net als enige andere in de Bijbel genoemde planten, welke tijdens de tentoonstelling ,,Planten uit de Bijbel" te verkrijgen waren, zijn van PaUurus spinachristi ook nog enige aantallen over. Ook zijn er nog een klein aantal catalogi van de tentoonstelling beschikbaar voor belangstellenden. Mocht U interesse hebben, dan kunt U op werkdagen contact opnemen met onze Hortus Botanicus, tel. 020-5484142. •

De Christusdoorn (Paliurus spina-christi)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 512

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's