GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 13

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 13

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

ring van het lesprogramma wennen. Ze voelden zich immers behoren tot een elite die de technische school mag bezoeken en straks een prachtige baan krijgt bij bij voorbeeld de nationale luchtvaartmaatschappij. Hun aspiraties liggen veelal te hoog". Een weer andere ingang vormde het inspelen op bestaande projekten. De Wereldbank in Dakar verstrekt leningen aan kleine ondernemers met het doel hun bedrijfsvoering op een hoger plan te brengen. De Wereldbank kwam uit de VS met het idee dat het projekt suksesvol zou worden als zo'n honderd leningen van 5000 dollar elk verstrekt werden. Een onwerkelijk bedrag, vond Meine Pieter van Dijk. ,,5000 dollar voor een ambachtsman die tot dan toe alleen een hamer en een zaag had is natuurlijk volstrekt irreëel. Zo'n ondernemer gaat met dat bedrag de rest van zijn leven rentenieren. Een lening van 1000 dollar is al veel reëler, maar niet zonder een goede ,,nazorg": je moet uitgebreid overleggen met de lener over een zinvolle besteding van het geld. Gaat hij er moderne apparatuur mee aanschaffen, dan vernietigt hij een stukje werkgelegenheid, nog afgezien van de vraag of hij die kan bedienen, onderhouden en afbetalen. Ik pleitte dan ook voor een niet al te ingewikkelde vorm van technologie, minder kostbaar en makkelijk te onderhouden". Van Dijk overtuigde de Wereldbank en maakte daarbij gebruik van de inzichten die hij met zijn wetenschappelijk onderzoek opdeed. Hij kon daardoor ook uitspraken doen over de te verwachten terugbetalingskapaciteit per type ondernemer. Voor de Wereldbank was dit alles nieuw. Men had alleen ervaring met middelgrote bedrijven en hier ging het om de allerkleinste. De hele leningsprocedure moest worden veranderd en aangepast en de begeleiding geïntensiveerd. Bij honderd leningen van 5000 dollar voer je honderd gesprekken, maar bij vijfhonderd man die 1000 dollar krijgt, voer je vijfhonderd gesprekken. Dat betekent een geweldige administratie en komplikaties die je niet goed van te voren kunt inschatten. Ook hier bood het wetenschappelijk onderzoek van Van Dijk uitkomst. In Ouagadougou liep een soortgelijk projekt van de Wereldbank. Van Dijk werd gevraagd een vrijblijvend advies te geven. Van Dijk: ,,lk kwam tot de konklusie dat ze onderscheid moesten maken tussen de allerkleinste ondernemers (de informele sektor) en de ondernemers die al een zeker nivo hebben bereikt (in mijn proefschrift aangeduid met ,,kleinschalige industriële bedrijven"). Van die laatsten zou je verwachten dat ze een boekhouding bijhouden, dat ze de officiële voertaal (Frans) spreken, dat ze een bankrekening hebben. Hén kun je 5000 dollar lenen en je kunt ervan uitgaan dat ze die zinvol weten te besteden en ook kunnen terugbetalen. Van de allerkleinste ondernemers kun je dat alles niet verwachten. Bij een eenvoudige wever, die alleen maar een nieuw weefgetouw wil kopen of een voorraad draden aanleggen, doe je er beter aan een klein bedrag te lenen en dat in natura uit te betalen. Zo voorkom je dat hij in de

vu-Magazine 10 (1981) 1 (januari)

verleiding raakt het geld over de balk te gooien". Dit plan werd door de Wereldbank aanvaard en zo kregen de heel kleine ondernemers alles in natura uitbetaald: de wevers kregen draden, de smeden ijzer enzovoort. Hoe regel je de terugbetaling als iemand niet kan schrijven, laat staan een boekhouding voeren? Ook daar werd iets op gevonden. De Wereldbank ontwierp een simpel boekhoudsysteem met plaatjes van de in natura geleverde goederen en de produkten die daaruit voortkwamen. De ondernemer hoefde slechts te turven. Hoe staan de Westafrikaan se overheden tegenover een westerling die hen komt adviseren omtrent hun economie? Is er geen wantrouwen? ,,Dat is er zeker. Als VN-organisatie voor een zo groot gebied als West-Afrika is het überhaupt al moeilijk met de overheid van een specifiek land in kontakt te treden. Daar komt bij dat het zeker een jaar duurt voor je de taal enigszins spreekt en de kuituur begrijpt". Van Dijk heeft stagiaires meegemaakt die een stage van twee maan-

De ondernemers kregen in natura uitbetaald: de wevers draden, de smeden ijzer den liepen en het gevoel hadden in die korte tijd een doeltreffende bijdrage te kunnen leveren aan de strukturele verandering van de ekonomische en maatschappelijke situatie van West-Afrika. ,,Dat loopt dan op een reusachtige teleurstelling uit. Je staat er versteld van met wat voor ideeën men uit Nederland vertrekt. Het is wel heel begrijpelijk, maar,hier heeft dat een averechts effekt waardoor je eerder een schadelijke invloed hebt dan een heilzame. Het komt dan ook voor dat mensen ontgoocheld raken als ze merken dat de door hen gepredikte omwenteling niet aanslaat, dat men zeer wantrouwend staat tegenover hun heilsplannen. Dan moet je dus op zoek gaan naar een andere strategie en dat betekent dat je je moet gaan verdiepen in de vraag wat de mensen hier zélf willen en aankunnen." Toch kan VU-magazine zich voorstellen dat Van Dijk in 1973 met eenzelfde soort ideeën en verwachtingen naar Afrika ging. Klopt dat? ,,Nee. Toen ik vertrok, had ik wel wat antikapitalistische gevoelens, maar ik ging er zeker niet heen met de gedachte dat ik de zaken daar eens even zou veranderen. Het gekke is overigens dat ik nu in mijn proefschrift aanbevelingen doe om de informele sektor te ontwikkelen waardoor je dus een ,,kapitalistische" middenstand schept.

Maar het gaat dan wél om een kapitalisme met een heel ander gezicht: het is kleinschalig, anti-monopolistisch en ook andere negatieve trekken van het kapitalisme ontbreken. Toch moetje de zaak ook weer niet idealiseren: elke vorm van sociale zekerheid ontbreekt nagenoeg in deze sektor, een minimumloon of een uitkering bij bedrijfsongevallen kent men er niet". Van Dijk zou er voor zijn dat nu eens uitgezocht werd welke aktiviteiten zich het beste lenen voor produktie op het informele nivo en welke produkten het best gereserveerd kunnen blijven voor grootschalige ondernemers. In India gebeurt dat al. De Indiase regering heeft een lijst van produkten die door kleinschalige, plaatsgebonden bedrijven gefabriceerd mogen worden, onlangs uitgebreid van honderd tot vijfhonderd produkten. Een moderne industriële ondernemer mag dus bepaalde produkten niet meer leveren en de konsument moet voor die produkten naar de informele sektor. Zo voorkomtde regering dat werkgelegenheid wordt vernietigd. Van Dijk heeft in zijn proefschrift bekeken welke produkten hiervoor in aanmerking kunnen komen als Senegal of Opper-Volta een dergelijk beleid zouden ontwikkelen. Binnenkort vertrekt Meine Pieter van Dijk weer naar Ouagadougou, nu in VU-verband. De vakgroep planologie van de sociaal-geografische fakulteit heeft een overeenkomst met het ministerie van stadsplanning in Opper-Volta om de gevolgen van een te verwachten bevolkingsverdubbeling van Ouagadougou te bestuderen. Die verdubbeling zal de komende tien jaar plaatsgrijpen (van 250.000 nu naar 500.000 in 1990). Dat proces vereist begeleiding. Eén VU-medewerker onderzoekt de te verwachten huisvestingsproblemen en Meine Pieter van Dijk ontwikkelt met een kollega plannen voor werkgelegenheid en (markt)voorzieningen. Van Dijk zal daarbij vooral de werkgelegenheidsstruktuur onder de loep nemen: te verwachten valt dat een groot deel van de nieuwkomers geen werk vindt in de ,,officiële" sektor en gedwongen zal zijn voor eigen rekening te gaan werken in de informele sektor. Van Dijk: ,,Wil je dat in goede banen leiden dan houdt dat in dat bepaalde gebieden in de stad gereserveerd moeten worden voor de informele aktiviteiten. Op grond van de door mij gehouden enquêtes kan ik daarvoor plannen ontwikkelen." Van Dijk heeft hiertoe al een jaar voorwerk verricht aan de VU. Eind november is hij weer vertrokken naar Afrika. Zou hij er voorgoed heen willen gaan? Dat lijkt hem niet goed voor een ontwikkelingsgebied dat naar ,,selfreliance" streeft: „Ontwikkelingswerk is jezelf overbodig maken". (FST) Verwacht mag worden dan in brede kring belangstelling bestaat voor het proefschrift ,,De informele sector van Ouagadougou en Dakar". U kunt een eksemplaar bestellen bij de vakgroep planologie van de sociaalgeografische fakulteit aan de VU, tel. (020) 548 37 61 of bij de VU-boekhandel, tel. (020)548 26 54. «

11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 13

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's