GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 393

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 393

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Seerp Anema: dogmatische normen voor God's zangers Mooi Het resultaat was literatuur uit eigen kring, jawel, maar voor de letterkundige vormgeving moest men in de leer bij de tachtigers die, naar Heeroma meent, juist in hun eerste jaren ,,allerverschrikkelikst onkristelik deden en de brave burger doodsbenauwd maakten voor alles wat naar literatuur rook." Daarom achtte Ons Tijdschrift het een heilige taak om de literatuur — in wezen goed, want van God gegeven — schoon te wassen van smet en smaad der goddelozen. Ons Tijdschrift voerde daarom vooral een defensief redactioneel beleid. Heeroma: men streefde ,,naar een letterkunde die even ,mooi' was als die der paganisten en die toch niets aanstoteliks bevatte voor een Kristen." Waar het naar Heeroma's smaak aan schortte was een idee van waarachtig dichterschap, laat staan een ,,Kristelik dichterschap". Oprichter en redactioneel leidsman van Ons Tijdschrift iS/A. J. Hoogenbirk. Rond 1905 weten enkele jongeren (Bückmann, Lens, Sctirijver, Van der Valk)

-^••^

a

zich een plaatsje binnen de redactie te veroveren. Voor Hoogenbirk is hun komst aanleiding om op te stappen, vanwege hun vooruitstrevendheid en hun ,,tegemoetkomende houding ten opzichte van de beweging van 1880". Seerp Anema, Geerten Gossaerf (pseudoniem van F. C. Gerretson) en Wilma (pseudoniem van mej. Vermaat) zijn enkele, eertijds illustere namen, verbonden aan Óns Tijdschrift, waaraan zelfs Abraham Kuyper ooit een bijdrage leverde onder de in dit verband veelzeggende titel,,Alles is Uwe". De Eerste Wereldoorlog maakt een einde aan het blad, maar de voortijdig uitgetreden en niet aflatende A. J. Hoogenbirk geeft dan al enige tijd redactioneel leiding aan,,Bloesem en Vrucht". Voor Risseeuw staat vast, dat dit tijdschriftje ,,weinig bijdroeg tot den opbloei eener eigen christelijke kunst". Heeroma, naar zijn aard minder diplomatiek, heet het ,,een blaadje nog stunteligerenmufferdan de titel doetvermoeden". Ook hier ziet Hoogenbirk zich na enige tijd echter weer belaagd door twee jongeren die een plaats binnen de redactie weten te verwerven. Het zijn H. van der Leek en A. J. van Dijk die, met jeugdig elan, hier de ramen eens duchtig tegen elkaar wensen open te zetten. Ditmaal weet Hoogenbirk van geen wijken en zijn het de jongeren die het veld ruimen. Omdat samenwerking met de zittende redactie van Bloesem en Vrucht onmogelijk blijkt zoeken, en vinden, zij contact met een actieve letterkundige kring te Scheveningen die inmiddels het initiatief had genomen tot oprichting en uitgave van een eigen orgaan dat men ,,Opgang" doopte. In deze kring vinden we, tussen anderen, ook P. J. Risseeuw en A. Wapenaar terug. Met Opgang begint, voorzichtig, de bloei van de protestants-christelijke letterkunde. Schuttingen Niet alleen in de redacties van letterkundige tijdschriften botert het slecht tussen de bedaagde oude heren en de geestdriftig vooruitstrevende jongeren. Die wrijving, met als kern het verschil in waardering voor de wereldse tachtigers, openbaart zich ook in het,,Christelijk Letterkundig Verbond", een uit onvermijdelijke verenigingszucht geboren organisatie van christelijke schrijvers. Het verbond fungeert als uitgever van Bloesem en Vrucht en verenigt, formeel.

BAREND DE GOEDE

GEERTEN GOSSAERT

De barre eisch (fragment)

Liberate nos, Domine! (fragm)

Loopen — en niet omzien, loopen — en niet denken. Want anders zou missctiien wie actiterbleef u wenken.

De wind woei om het eenzaam huis In 't laatste avonduur; Toen lichtte een vreemde de klink der deur En zat bij 't open vuur.

Want iedereen die verder wil, moet iedereen verlaten. Dit is een diep en boos geschil, waarom ge God zult haten.

Ik dierfniet vragen wie hij was En hijgafteeken noch taal; En ik noodde hem niet, maar hij zat aan Naastmijaan 'tavondmaal.

Doch in de winterkille wind en met gekneusde voeten: geloof dat Hij u zeker vindt en in Hem doet ontmoeten

En 'k sprak en zei: Ik ken u niet! Wat. aan mijn haard, zoekt gij? Doch hij antwoordde niet, maar hiefzijn hand, En brak het brood met mij.

uw vaderen uw moeder en uw vrind.

En ik herkende...; 's morgens vroeg Is hij weer heengegaan... Maar 't laatste van dit bitter lied Zal God alleen verstaan.

vu-Magazine 12(1983) 9 oktober 1983

33r

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 393

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's