GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 518

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 518

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Hortus

Netels, doornen en distels (V) door Daan Smit

,,Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwent wil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijnszult gij uw brood eten, totdat gij tot den aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren" (Genesis 3:17-19) Omdatde mensevenmin als dat nu het geval is ten tijde dat de Bijbel werd geschreven, de diverse planten niet met naam en toenaam kende, is moeilijk meer na te gaan welke soorten precies werden bedoeld, wanneer we het over doorns en distels hebben. Wel is met vrij grote nauwkeurigheid na te gaan, welke soorten er toen in het Heilige Land voorkwamen en welke later pas werden ingevoerd. Distels die er toen volop groeiden worden nu ook nog in overvloed in Israël aangetroffen. Eén van de meest spectaculaire soorten, is de Mariadistel, Silybum marianum. De soortnaam Silybum is een Latijnse verschrijving van de oude Griekse plantnaam Silubon of Silubos, waarmee een distelsoort werd aangeduid. De soortaanduiding marianus, komt van de maagd Maria. Het verhaal wil, dat de witte vlekken op de bladeren veroorzaakt werden door melk, die uit de borsten van Maria op de plant druppelde, die 440

daardoor heilig en geneeskrachtig werd. De mariadistel (in het Engels Milk- of Lady thistle) was dan ook inderdaad gedurende vroegere tijden een gewaardeerd geneeskruid, waarvan in het bijzonder een aftreksel van de zaden gebruikt werd tegen long-, lever-, gal-en miltaandoeningen, alsmede tegen baarmoederbloedingen en waterzucht. De mariadistel die tot de familie van de samengesteldbloemigen (Compositae) behoort, is van origine inheemsin het Middellandse Zeegebied, tot de Kaukasus en Perzië toe. Door toedoen van de mens is deze soort nu ook algemeen verbreid over de Pampas van Zuid-Amerika en komt in ons land soms verwilderd voor langs wegen, op mesthopen en bij moes- en siertuinen. Het is een één- soms tweejarig gewas, dat afhankelijk van de grondsoort een hoogte van 75 tot 200 cm kan bereiken. De plant zou reeds vanaf 1542 in cultuur zijn. De wat leerachtig aandoende bladeren, die langs de nerven witgevlekt zijn en gele stekels langs de rand hebben, vormen te zamen een dicht rozet. Het jonge blad, ontdaan van de scherpe stekels, is gemengd met andere moeskruiden eetbaar. Zodra de plant bloeirijp is, ontwikkelt zich vanuit het hart, één of meerdere bloemstengels, metstengelomvattende bladeren. Aan het eind hiervan staan de grote bloemhoofdjes, die zo'n 4-6 cm in diameter kunnen worden. De purperrode

— soms witte bloempjes worden beschermd door leerachtige omwindselblaadjes, elk voorzien van een venijnige stekel. Met die scherpe doorns langs de bladranden, de stengels en de omwindseiblaadjes van de bloemen, houden ze mens en dier op respectabele afstand. Cultuur Er komen twee zaaidata bij de vermenigvuldiging van de mariadistel in aanmerking. De ene ligt in het voorjaar omstreeks maart-april. De andere in augustusseptember. Tijdens niet te strenge winters is de late zaaitijd te verkiezen boven de vroege, omdat late zaailingen zich nog voor de wintertotflinke planten kunnen ontwikkelen, die dan het jaar daarop ook tot krachtige planten zullen uitgroeien. De in het voorjaar gezaaide planten zullen

daarentegen een heel stuk kleiner blijven. Hoe dan ook, beidezullen omstreeks juliaugustus beginnen te bloeien, hetgeen zich voortzet tot september-oktober. Het verdient aanbeveling ruim te zaaien, gezien de omvang die elke plant afzonderlijk kan bereiken. Vanwege de flinke penwortel en de weinige zijworteltjes die gevormd worden, blijft verplanten een moeilijke zaak. Het zal in sommige gevallen nodig zijn, de forse planten tijdig te voorzien van steunmateriaal om omwaaien te voorkomen. Zaden kunnen pasgewonnen worden, zodra de bloemhoofdjes gaan pluizen. Ze worden dan geoogst door ze in zijn geheel af te snijden en ze op een droge plaats, uit de zon te laten narijpen. De vrij grote gladde zaden, laten zich daarna gemakkelijk schoonmaken.

vu-Magazine 12 (1983) 11 december 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 518

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's