GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 225

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 225

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ultramontanen, papenhaters en godsdienstvrijheid Na ongeveer twee eeuwen van vervolging, onderdrukking, discriminatie, verguizing en miskenning, kruipen de Nederlandse katholieken aan het begin van de 19e eeuw aarzelend uit hun schuilkerken. Het tij keert in dit zolang door 'rekkelijke" regenten geregeerde, maar door 'precieze' calvinisten gedomineerde land. Die frisse, tolerante wind heeft alles te maken met de officiële scheiding van kerk en staat die, met de inval van de Franse revolutionairen in ons land, in 1795 een feit wordt. Dat de meeste katholieken van hier, zeker die ten zuiden van de Moerdijk, deze overrompeling als een ware bevrijding toejuichen zet echter weer kwaad bloed: nog tot diep in de twintigste eeuw zal er door niet-katholieke landgenoten aan hun vaderlandsliefde worden getwijfeld, overigens niet alleen daarom. Het is wèl de reden waarom het, ondanks de nieuwe tolerantie en officiële godsdienstvrijheid, in de navolgende decennia nog niet echt wil lukken met het erkennen van de katholieke rechten. Zo blijft het concordaat, dat koning Willem / al in 1827 met de dan regerende paus Leo XII sluit, een dode letter. Dat concordaat voorziet in een aanzet tot herstel van de bischoppelijke hiërarchie, door de voorgenomen oprichting van een bisdom in Den Bosch en één in Amsterdam. Willems ministers zetten echter de voet dwars. Ook 's konings opvolger, Willem II, die in 1840 het concordaat alsnog wil uitvoeren, krijgt met tegenwerking te maken, nog feller zelfs dan die de eerste poging van zijn voorganger uitlokte, en moet zijn plannen opgeven. Het toenmalige verzet tegen erkenning, met name vanuit de protestantse wereld gevoed en niet zelden zelfs onberedeneerde, agressieve vormen aannemend, heeft wederom alles te maken met de gezagsverhoudingen in de kerk en vooral met de macht die de paus over zijn gelovigen uitoefent. Ditmaal waren het dus de n/ef-katholieken die zich teweer stelden tegen een al te grote macht van de paus, in ons eigen land uitgeoefend via de uiterst 'paustrouw' geachte, katholieke medelanders. Kortom, het risico van het ultra-montanisme lag als een staatsgevaarlijk monster op de loer, althans in de ogen van de meeste nietkatholieke Nederlanders. In hoeverre was die angst terecht? Eigenlijk hadden de protestanten twee grote angsten toen zij de pogingen van de katholieken, om hun godsdienst erkend en gelijkberechtigd te krijgen, in kracht en omvang zagen toenemen. Dat was aan de ene kant het risico dat de katholieke "eetlust al etende zou toenemen en dat zij in alles den hervormden gelijk zouden willen worden", zoals de hervormde, 19e eeuwse kerkhistoricus Knappert het formuleert; een vreeswekkende mogelijkheid voor de toen nog als 'staatsgodsdienst' te boek staande hervormde kerk. Maar ook al wilde men dan in uiterste tolerantie de consequenties van de vrijheid van godsdienst, die in 1848 ook grondwettelijk wordt vastgelegd, door de vingers zien; een imperium in imperio moest koste wat 't kost voorkomen worden. En zo'n rijk in een rijk zag men als een tweede risico, wanneer de katholieken volop aan de macht zouden gaan deelnemen. Zij waren immers in al hun doen en denken onderworpen aan een 'buitenlandse despoot' die niet alleen opperheerser van een vijandig geachte kerk was.

182

goedgezinde vreemdelingen den indruk maakte van lichtschuwe achterlijkheid." Achterlijk of niet, de katholieken hielpen zelf al dan niet bewust mee om hun eigen erkenning tegen te werken, en dat was de tweede geruststellende factor voor de protestanten. De eigen opvattingen der katholieken over de verhouding tussen kerk en staat verschilden nogal van die, welke uiteindelijk tot de algehele godsdienstvrijheid aanleiding gaven. Fel gekant waren ze tegen de scheiding van kerk en staat die hen nu juist gelegenheid bood voor hun rechten op te komen. Er was immers maar één ware godsdienst: de rooms-katholieke. En die was onlosmakelijk verbonden met een voor andere godsdiensten intolerant staatsidee, waarin de kerk boven de staat was gesteld. Dat het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie op 4 maart 1853 er eindelijk toch komt is vooral het gevolg van de niet aflatende aandrang van de enkele katholieke intellectuelen die dat volksdeel in die dagen telt. Hun spreekbuis is het dagblad De Tijd dat als 'pastoorskrant' de qua omvang zeer geringe katholieke elite bedient. Dat de commentator van die krant doorheeft waar de schoen bij de protestanten wringt, blijkt uit wat hij op de laatste dag van het jaar 1850 in het blad schrijft. In zijn ogen zou het beter zijn het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie van overheidswege niet langer tegen te werken. Want: "hoe meer (zij) tegenwerken, hoe langer zij de katholieken onder den rechtstreekschen invloed van Rome laten". En van dat argument hadden zelfs de meest fervent anti-papisten niet terug, die immers uit vrees voor ultra-montanisme dat herstel tegenhielden. Dat risico was groter wanneer het Nederlandse missiegebied direct onder de tucht van de Propaganda Fide te Rome bleef vallen, dan wanneer de katholieken hier te lande weer eigen, Nederlandse bisschoppen zouden krijgen, zo suggereerde De Tijd. Een suggestie gestoeld op de gedachte dat eigen bisschoppen de lokale en algemeen Nederlandse belangen in hun beleid zwaarder zouden laten wegen dan Rome geneigd was tedoen.

HET, KATHGLJEKE NEDERLAND, :;; iSeS VOOR rif;rj TilRr.oi-J VA^^ PETRIJ3, Katholiek Nederland, dankbaar voor tiet herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, schaart zich rond de troon van Plus IX, methet geld dat in 1865 voor de paus v/erd ingezameld. (Pentekening door P. Gulpers; Rijksmuseum het Catharijneconvent)

maar bovendien staatshoofd van een vreemde mogendheid! Hadden de meeste katholieken zich bij de inval der Fransen al 'landverraders' betoond, hoe groot was dan wel niet de kans dat Nederland, middels de in aantal steeds toenemende katholieken, binnenkort vanuit Rome geregeerd zou gaan worden. Een huiveringwekkend toekomstbeeld. Men diende, aldus wederom Knappert, het "on-Nederiandsche karakter van den clerus en ( ) eene kerkregeering van over de bergen" fu/fra-monfaans dus) af te wijzen. Rome blijft Rome, meent Knappert dreigend wanneer hij aan het aloude kinderliedje appeleert: "Tussen Keulen en Parijs leidt de weg naar Rome, al wie met ons mee wil gaan, die moet onze manier verstaan." En de eerste dier manieren is, aldus Knappert: buigen... Deze bezorgdheid van de protestanten werd om twee redenen enigszins gedempt. Eén daarvan was, dat de Katholieken nauwelijks over een intellectuele elite beschikten.,,Daar zij nooit hadden kunnen verwachten zoo eenklaps deel aan de regeering te zullen verkrijgen, was hun opvoeding op regeeringskunst allerminst aangelegd en die ongeschiktheid was van geslacht op geslacht overgegaan. Het is wel zeer opmerkelijk, dat het Nederlandsche katholicisme op

Vergulde penning uit 1827 waarop Paus Leo XII en Koning Willem Ielkaar diep in de ogen kijken. Ket concordaat waaraan deze munt herinnert, bleef echter een dode letter.

vu-Magazine 14(1985) Smei 1985

Een vrome wens, zo bleek echter toen de bisschoppelijke hiërarchie met de stichting van bisdommen te Utrecht, Haarlem, 's-Hertogenbosch en Roermond een feit werd. Niet alleen voelden de oud-katholieken zich gepasseerd — zij meenden, wellicht niet ten onrechte, dat zij de oudste rechten hadden om die bisschoppelijke hiërarchie vorm te geven, terwijl zij zich immers steeds onafhankelijk van de paus en vijandig tegenover de zo gevreesde jezuïeten hadden opgesteld — ook de protestanten meenden hun vrees voor het ultra-montanisme bewaarheid te zien. Zij constateerden dat Plus IX het herstel der hiërarchie streng ter hand nam en deze streng pauselijk, ultramontaans en jezuïetisch inrichtte. De paus veroordeelde de Jansenisten nog eens krachtig en sprak prijzende woorden over de glorieuze aanwas van de katholieken in ons land. Olie op het vuur voor de antipapisten, wie het wit en geel voor de ogen schemerde. Een steekvlam van agressie verhit de gemoederen dusdanig daterzowaar een spontane volksbeweging ontstaat. En dat leidt tot een 'monsteradres', door de hervormde predikant B. ter Haar aangeboden aan koning Willem III. Deze 'april-beweging' betekent de val van de liberale staatsman Thorbecke en zijn kabinet; hij krijgt de schuld deze 'roomse machtsgreep op termijn' niette hebben doorzien inzijnzucht naar liberale tolerantie. Geef ze een vinger en ze nemen de hele hand, zo luidt de redenering. Zowel de bezorgdheid als de 'papenhaat' zullen (1985) 5 mei 1985

voorlopig blijven toenemen, wanneer langzaamaan blijkt dat de katholieken hun eeuwenlang verloren gewaand zelfrespect herwinnen: hun fervente emancipatiestreven heeft uiteindelijk succes, hun invloed in het maatschappelijke leven neemt toe in vrijwel gelijke tred met de mate waarin hun kindertal groeit. En hier en daar begint, eerst nog wat schuchter, later openlijk en triomfant, het 'Roomschen dat zijn wij"\e klinken. Plus IX kan na zijn bemoeienissen met het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie voorlopig geen kwaad meer doen. Al zijn wensen worden stipt en zonder morren uitgevoerd. Men is al snel zelfs 'roomser dan de paus'. Wanneer het kerkelijke grondgebied in Rome door de Garibaldisten wordt bedreigd, levert men braaf de zonen ter versterking van de Vaticaanse strijdmacht; drieduizend van dit tienduizend man tellende zouai^en-legertje zijn dan eenvoudige katholieke jongens, afkomstig uit Brabant, Limburg en Noord-Holland. De opmaat voor het 'Rijke Roomsche leven' in ons land is met dat alles gegeven. Maar de anti-papisten zien het met lede ogen aan, zeker wanneer diezelfde Plus IX, tijdens het eerste Vaticaanse concilie van 1870, zichzelf en zijn toekomstige opvolgers 'onfeilbaar' laat verklaren. Het ultra-montanisme waarvoor velen zo vreesden, lijkt een feit. En het ziet er op dat moment niet naar uit dat daar voorlopig een eind aan zal komen...

i\/iet het 'calvinistische virus' besmet... Het zat geen verwondering wekken dat de felste antipapisten te vinden waren (en soms nog zijn) in de Streng reformatorische hoek: die der 'precieze' calvihisten. Wel is opmerkelijk dat, volgens sommigen, juist deze groep belangrijk heeft bijgedragen aan het Een ultramontaan bij uitstek! Het katholieke tweede kamerlid Kerens de Wylre in audiëntie bij paus Leo XIII: „Ik heb altijd trouw meegestemd met de ultamontanen, maar nu zeggen ze dat Uwe Heiligheid liberaal is, althans zo'n l}eetje naar de rooie kant. Ais dat waar is, dan wil ik als trouw katholiek óók liberaal worden. Als de paus zelf liberaal is, dan zijn wij katholieken aan de Kerk verplicht om óók liberaal te wezen. Ik ben dus hier gekomen, om van Uwe Heiligheid zelf te vernemen, waaraan ik me voortaan in de politiek heb te houden..." De uiterlijke gelijkenis tussen Kerens en Klaas Beuker berust op toeval (Spotprent uit De Uilenspiegel; Rijksmuseum Het Catherijneconvent)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 225

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's