VU Magazine 1985 - pagina 179
Eén van de plantengenetische laboratoria van de VU, vol techniek én glaswerk. Gespannen aandacht bij het, onder een microscoop, manipuleren van gefuseerde plantecellen
andig en vreemdsoortig DNA te vernietigen, is het mogelijk om het DNA op bepaalde plaatsen door te knippen. De breuk kan later weer gelast worden door toedoen van andere enzymen, de ligases of 'plakenzymen'. De twee technieken bieden de mogelijkheid om elementen uit het DNA van 't ene organisme in te lassen in dat van het andere. En dat betekent weer dat één of meer erfelijke eigenschappen van de één kunnen worden overgedragen op een ander. Het heeft vanzelfsprekend weinig zin om blindelings en in het wilde weg te knippen en te plakken. Dat zou geen praktische en bovendien weinig levensvatbare resultaten opleveren. Vandaar het grote belang van
steeds vaste paren vormden: adenine steeds tegenover thymine, cytosine tegenover guanine. De rest leek een invuloefening. Zo zeer zelfs, dat de wetenschappelijke mosfe///>f/7eden die daaruit ontsproten, het denken overde wenselijkheiden de toepassing ervan, ver vooruit snelden. Het luiden van de alarmklok in 1974 door Paul Berg en anderen leidde tot niets minder dan een paniekreactie die als een vloedgolf de wereldbevolking overspoelde. Want wie inzicht had in de overdracht van genetische informatie, zou in principe ook in staat zijn om daarin essentiële wijzigingen aan te brengen. E n dan zou het einde zoek zijn. Werd hier niet de essentie van de gehele schepping — de wezenskenmerken van mens en dier — op gruwelijke wijze bedreigd? Bloedstollende verhalen deden de ronde, ijzingwekkende afbeeldingen van menselijke figuren met hertegeweien en bokkepoten haalden de wereldpers. Gelukkig viel het allemaal mee. Feit is dat de recombinant-DNA en zijn VU-MagazIne 14(1985) 4 april 1985
het fundamentele genetische onderzoek dat eerst de genen in het DNA en hun afzonderlijke eigenschappen en functies in kaart moet brengen. Men zal, anders gezegd, moeten weten welk gen in de DNAketen van de aubergine bij voorbeeld voor de kleur van de vrucht verantwoordelijk is, vóór men die dieppaarse kleur ook naar de vrucht van de tomaat kan 'transplanteren'. Nu zijn de plantengenetici van de VU niet in dergelijke onnutte grappen geïnteresseerd. Praktisch gericht als zij zijn zoeken ze — zoals bleek — naar toepasbare en zinnige mutaties, zoals verbetering van resistentie tegen ziekten bij de tomaat. Op korte termijn wil men trachten die eigenschap, welke andere leden van de familie der nachtschaden wel bezitten, in het genenmateriaal op te sporen: welk gen in het DNA van die planten, regelt dat? Daarna • moet worden vastgesteld op welke plek in de DNAketen van de tomaat dit nieuwe gen precies zal moeten komen. Pas dan kan er geknipt en geplakt worden. Het aldus verkregen, nieuwe DNA-molecuul zal dan nog, met behulp van bacteriën, vermeerderd moeten worden en overgedragen op de tomaat.
Realistische geldschieters Overigens mag de directe toepasbaarheid van op die wijze genetisch gemanipuleerde planten niet overschat worden. Het is vrijwel onmogelijk om zo'n nieuwe tomaat meteen in de volle grond te zetten en erformidabeievruchten van te verwachten. De uiteindelijke resultaten kunnen nog jaren op zich laten wachten. Voor de 'geldschieters' is dat geen bezwaar, aldus Ad Kool: "Die zijn wat dat betreft heel realistisch. Ze zouden 't natuurlijk prachtig vinden wanneer we morgen een tomaat afleveren die bij 5° zulke vruch-
mogelijkheden een hevige discussie heeft losgemaakt. Feit is ook dat de kennis hieromtrent de mogelijkheid in zich draagt om een medische revolutie in gang te zetten — zo zijn er aanwijzingen dat DNA-onderzoek de medische wetenschap op 't spoor kan zetten van oorzaken van en wellicht dus ook thet-apieën tegen kanker — en dat er bij deze ontwikkeling voorzienbare, gigantische commerciële belangen op het spel staan. De mogelijke risico's werden — hoewel niet geheel afwezig — door de Brede DNA-commissie in '83 echter dermate gering geacht dat zij met een aantal duidelijke voorschriften behoorlijk beteugeld zouden kunnen worden. Een 'ad hoe-commissie' zou op de naleving daarvan moeten gaan toezien. Heropening van de DNA-discussie is echternietgeheel uitgesloten sinds de ontdekking in '82 van 'oncogenen': DNA-f ragmenten die onder normale omstandigheden worden ingetoomd door 'stopmechanismen', maar die, na recombinatie van het DNA-molecuul, de cel tot ongeremde groei zou-
den kunnen aanzetten en zo tot kanker leiden. De risico's van deze oncogenen worden thans onderzocht. Afgezien van allerhande indianenverhalen, is de grote angst van destijds — een genetisch gemanipuleerde bacterie zou uit een laboratorium kunnen ontsnappen en, ongevoelig voor bestrijding, de aarde al ziekteverwekkend, overwoekeren — echter ongegrond gebleken. De in laboratoria gebruikte bacteriën blijken 'lam en kreupel' in die zin, dat ze het, buiten hun vertrouwde omgeving, nog geen minuut zouden uithouden. Ze missen de resistentie, die andere organismen van nature, als gevolg van een langdurig evolutieproces, wel hebben, zodat ze de strijd met de buitenwereld al snel verliezen. Bovendien had men er voordien nog nauwelijks over nagedacht dat de erfelijke informatie in het DNA-molecuul op zichzelf bepaald geen onveranderlijk gegeven is. Ook in de natuur treden mutaties op: spontane veranderingen in de genetische codering als gevolg waarvan de zo noodzakelijke aanpassing aan voortdurend veran-
141
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985
VU-Magazine | 530 Pagina's