GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 494

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 494

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Hortus

Brandende braamstruik Daan Smit

"Daar verscheen hem de Engel des Heren als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe en zie, de braamstruik stond in brand maar werd niet verteerd. Mozes nu dacht: "Laat ik toch dat wondere verschijnsel gaan bezien, waarom die braamstruik niet verbrandt." Exodus 3: 2-4 Verwonderlijk is het dat zowel ' botanici als bijbelvertalers, zoekend naar een verklaring welke planten nu precies in sommige bijbelpassages worden bedoeld, er zich zo nu en dan met een Jantje van Leiden afmaakten. De reden is waarschijnlijk dat zij over het algemeen niet of nauwelijks op de hoogte waren van de flora van het Heilige Land. Het wonder van de brandende braamstruik uit Exodus 3:2-4 heeft dan ook menigeen in de loop der eeuwen al vele hoofdbrekens gekost. Het zal zonder twijfel nog even zovelen bezighouden zonder dat er echter een degelijk beargumenteerde verklaring voor zal kunnen worden gegeven. Of we daar nu in dit geval al dan niet op zitten te wachten, kan een ieder het best voor zichzelf uitmaken. Het is misschien toch weleens interessant hier te verhalen welke meningen er in het verleden zoal zijn geformuleerd over het fenomeen brandende braamstruik. Het spreekt voor zich dat hiervoor uitsluitend de meest met de werkelijkheid overeenstemmende zienswijzen in aanmerking komen. Tot één van de meest voor de hand liggende verklaringen behoort die waar gesteld wordt dat uit het kreupelhout een wat hogere Acaciaboom schiet die dicht begroeid is met Loranthus acaciae, een aan de bij ons als mistletoe of vogellijm, ook wel maretak ge-

440

noemde halfparasiet verwant is. Wanneer deze halfparasiet in volle bloei staat, wordt het oog getrokken door de felrode kleur veroorzaakt door de vele kleine bloemetjes. Vanuit de verte gezien zou niet ten onrechte verondersteld kunnen worden dat een met deze halfparasitaire planten begroeide boom in "brand" staat. Omdat deze woekeraar de gastboom als het ware letterlijk uitzuigt (de plant in kwestie heeft namelijk zelf alleen maar bladgroen en geen wortels en is derhalve genoodzaakt zijn levenssappen uit de gastboom te halen) heeft deze een noodlijdend bestaan met als gevolg dat de bladontwikkeling — zeker op droge arme standplaatsen — zeer minimaal is. Het is juist hierdoor dat de felrode kleur

van bloeiende Loranthusplanten eenieder op het eerste gezicht doet veronderstellen dat de boom in brand staat. Een ander gewas dat een mogelijke rol gespeeld zou hebben in het wonder van de brandende braamstruik is de vuurwerkplant, Dictamnus albus. Deze tot maximaal 1 m hoogte uitgroeiende kruidachtig overblijvende plant bevat zoveel etherische oliën dat wanneer er op een hete zomerdag vuur in de omgeving is, de gehele plant plotseling als een flitsende fakkel kan ontbranden. Tenslotte wijst prof. M. Zohary in zijn recentelijk verschenen boek Plants of the Bible (1982) erop dat Cassia senna, het senneblad in aanmerking komt als het gaat om de brandende

braamstruik, waarbij hij tevens aantekent dat sommigen een soort met rode vruchten getooide meidoorn, Crataegus sinaica, als mogelijk daarvoor in aanmerking komend gewas houden. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven aan de exotische halfparasiet Loranthus acaciae en de bij ons voorkomende winterharde Dictamnus albus. Cultuur Ofschoon het gemakkelijker is zich direct Dictamnusplanten aan te schaffen, is het eveneens mogelijk ze door middel van zaad voort te kweken. Voordat uit zaad gekweekte planten echter bloeien, moet er nogal wat zorg aan voorafgaan. In juli-augustus buiten in een zaaipan of bloempot gezaaid, kiemen de glimmendzwarte zaden op zijn vroegst het daarop volgend voorjaar. Het is-zeker niet abnormaal wanneer ze nog een jaar op zich laten wachten. Zijn de zaailingen eenmaal zover dat ze verplantbaar zijn, dan worden ze afzonderlijk opgepot. De ontwikkeling van zaailing tot bloeibare plant verloopt vrij traag; pas na twee tot drie jaar kunnen de eerste bloemstengels verwacht worden. Om goed tot hun recht te kunnen komen, hebben ze behoefte aan een warme zonnige standplaats. Een voedzame, goed doorlatende bodem is al even belangrijk. Hoe langer de plant ongestoord op dezelfde plaats kan blijven staan, des te intenser de bloei . zal zijn. Is het eenmaal zover dat er een flink exemplaar beschikbaar is, dan is het aardig op een warme zomeravond eens met behulp van een ontstoken lucifer te proberen of de plant inderdaad opvlamt en zijn naam "vuurwerkplant" eer aan doet!

VU-MAGAZINE - DECEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 494

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's