GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1987 - pagina 387

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1987 - pagina 387

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ie schilderijen van Rogier van der Weyden en de Meester van Flémalle onder het infrarode licht te houden. Sinds de jaren dertig wordt beweerd dat deze twee Vlaamse schilders uit de vijftiende eeuw zóveel op elkaar lijken dat ze waarschijnlijk een en dezelfde persoon zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat de ondertekeningen zoveel van elkaar verschillen dat deze hypothese geen stand houdt. De werkelijkheid wordt zelfs nog gecompliceerder: er zijn nog meer dan twee verschillende schilders aan het werk geweest, waarschijnlijk gezellen in de werkplaats van Van der Weyden.

'Er is vroeger zo ontzettend veel geproduceerd en er is zoveel verloren gegaan, dat iiet voor de hand ligt dat de zaak ingewikkeld in elkaar steekt.'

Het Laatste Avondmaal van Lucas van Leyden (rechtsboven) en een 'infraroodreflectogrammontage' van de ondertekening: 'Zelf vind ik de getekende versie mooier dan de uiteindelijke.'

Een minuscuul monster laat zien hoe de verflagen zijn opgebouwd.

"Op zichzelf is dat helemaal niet zo verwonderlijk," zegt Van Asperen de Boer. "Er zijn een heleboel schilderijen die op esthetische gronden bij elkaar zijn gezet, maar er is vroeger zo ontzettend veel geproduceerd en er is zoveel verloren gegaan, dat het voor de hand ligt dat de zaak ingewikkelder in elkaar steekt.'' De ondertekening is niet uitsluitend een hulpmiddel bij het vaststellen van de kunsthistorische genealogie. Volgens de hoogleraar verrijkt ze ook het inzicht in de persoonlijkheid van de kunstenaar. "Memlinc blijkt bijvoorbeeld nog heel erg te zoeken als hij zijn ondertekening maakt. Maar als hij dan een vorm heeft gevonden en gaat schilderen, verandert hij haast niets meer. Het oppervlak ziet er daardoor heel fijn en verstild uit, maar zo is het niet tot stand gekomen.''

D

e infraroodreflectografie is een uiterst vreedzame toepassing van een methode die in eerste instantie voor militaire doeleinden werd ontwikkeld. Toen Van Asperen de Boer zijn studie natuurkunde had voltooid, wilde hij eigenlijk het bedrijfsleven in.

maar hij moest eerst onder de wapenen. Hij kwam in Den Haag op een afdeling terecht die zich bezighield met infraroodapparatuur. Infrarode stralen zijn electromagnetische stralen die in het kleurenspectrum net onder rood liggen en voor het oog onzichtbaar zijn. Militairen zijn vooral geïnteresseerd in de infrarode straling die wordt uitgezonden door warme voorwerpen, en dan natuurlijk vijandige. Van Asperen de Boer had echter toevallig ook al eens iets gelezen over kunsthistorische toepassingen van infrarood fotografie. Infrarode straling werd geprojecteerd op schilderijen uit de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw, die op houten panelen zijn gemaakt. De ondertekening kon zo weer zichtbaar worden gemaakt, behalve de gedeelten die onder blauwe of groene verflagen zitten. Van Asperen de Boer legt uit dat rode en zeker infrarode stralen een langere golflengte hebben dan bijvoorbeeld geel en daardoor beter kunnen doordringen in zogeheten turbid media (deeltjes opgehangen in iets anders), zoals verf of - een ander voorbeeld - lucht. Als de zon on-

dergaat moeten de stralen een langere weg door de dampkring afleggen. Daardoor zijn het vooral de rode stralen die ons oog dan nog bereiken. Op een vergelijkbare wijze kunnen infrarode stralen door de verflaag heendringen. Er was indertijd vooral één kunsthistorische kwestie waarover stapels literatuur bestaan, en men verwachtte dat infraroodfotografie uitkomst zou kunnen brengen. Het Gentse altaarstuk dat bekend is als 'Het Lam Gods' is volgens

M . een opschrift vervaardigd door Hubert en Jan van Eyck. Het probleem was dat van Hubert verder geen werk meer bestaat en het was zeer de vraag wat zijn aandeel in het altaarstuk zou kunnen zijn. De beroemde kunsthistoricus Panofsky had gesteld dat als je Hubert ooit wilt tegenkomen je hem onder de wei op het middenpaneel moet zoeken. En een wei is groen. Van Asperen de Boer: "De langere infrarode stralen dringen het best in verflagen door. Mijn idee was: als je op een wat langere golflengte gaat zitten, lukt het me misschien om Hubert zichtbaar te maken. Nu bleek dat wanneer je een golflengte gebruikt die drie maal zo lang is als rood, en je gebruikt een apparaat dat die straling kan zien en haar vertaalt in zichtbare straling, dat dan ook de groene en blauwe verflagen doorzichtig worden."

O

m deze straling op te vangen is fllm echter niet meer geschikt. Als je een film te gevoelig maakt wordt hij al zwart van de straling die de omgeving van nature uitzendt. Van Asperen de Boer ging daarom een camera gebruiken die de straling opvangt en op een beeldscherm projecteert. Van het beeldscherm worden foto's genomen, die doorgaans aan elkaar worden gemonteerd. VU-MAGAZiNE - OKTOBER 1987

Bij het gebruik van deze apparattiur bleef echter de scherpte een probleem. Maar het leger zit niet stil en voor militaire doeleinden werden steeds betere opnamebuizen ontwikkeld. "In 1974 hebben de Japanners een opnamebuis in de handel gebracht, waarover ze nooit iets hadden gepubliceerd, maar die ze hadden gemaakt voor de oorlog in Vietnam. Die apparaten zaten in bommen, om een heet punt, bijvoorbeeld een tank, te vinden en de bom daarop af te sturen -maar dat mogen ze niet hardop zeggen. Die buis is beter en scherper dan wat er tot dan toe in de handel was, en die gebruik ik tegenwoordig." En hoe zit het nu met Hubert van Eyck? "Naar mijn persoonlijke mening zie ik geen aanwijzingen dat er ooit een Hubert heeft bestaan," durft de hoogleraar nu te zeggen. Er rest slechts één probleem: hoe lang de infrarode stralen ook zijn, ze kunnen het opschrift op het altaarsttik niet uitwissen. De onderzoeker voert me mee de trap op naar het kleine laboratorium dat hij in zijn woonhuis aan de Amsterdamse Brouwersgracht heeft ingericht. Want aan het werken in een letterenfaculteit kleeft voor een bètawetenschapper een belangrijk nadeel: men is er nog niet gewend dat een onderzoeker allerlei dure

apparatuur en faciliteiten nodig kan hebben. Het bezoek aan het privélabaratorium heeft als voornaamste doel het wegnemen van de twijfels die bij de journalist leven over een tweede methode die bij het onderzoeken van schilderijen wordt toegepast. Want Van Asperen de Boer is officieel benoemd tot hoogleraar op het gebied van 'het materieel onderzoek van schilderijen', en hij heeft nog andere pijlen op zijn boog dan alleen de infraroodreflectografie. "Dit is een Frans Hals," zegt de onderzoeker enthousiast. "En hier heb ik een Rogier van der Weyden." In zijn hand houdt hij een doorzichtig buisje met op de bodem een minuscuul klein keuteltje. Het is een monster dat hij uit een schilderij heeft genomen en dat gebruikt wordt om de opbouw van de verflagen te bestuderen en om erachter te komen welke pigmenten zijn gebruikt.

Twee versies van een gedeelte van het Gentse altaarstuk. 'Ik zie geen aanwijzing dat er ooit een Hubert van Eyck heeft bestaan.'

'We hebben ontdekt dat Scorel voor blauwe mantels van Maria een roze onderschildering gebruikt; een techniek die van origine niet Hollands is.' 33

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's

VU Magazine 1987 - pagina 387

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's