GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1987 - pagina 461

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1987 - pagina 461

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

in dit klimaat, zo stelt Hekma, kon een mec//sc/7e theorie over homoseksualiteit worden ontwikkeld.

D

e basis van de medische belangstelling vormde het uitgangspunt voor de gedachte dat er een directe samenhang bestond tussen het seksuele systeem en de geestesgesteldheid. De Duitse rechtsgeleerde C.H. LZ/r/c/is introduceerde de term uranisme wor mannelijke homoseksualiteit, een term die hij ontleende aan de Griekse mythologie: Uranus was de vader van de godin Aphrodite, die zonder moeder uit het schuim van de zee is geboren. De theorie van Ulrichs was simpel: de liefde voor een man was een vrouwelijke eigenschap, en dus zijn mannen die van mannen houden in zeker opzicht vrouwelijk. Er zijn immers wel meer vrouwelijke geslachtskenmerken die ook bij mannen voorkomen, zoals een verhoogde stem bijvoorbeeld. Een biologische verklaring van dit verschijnsel zocht Ulrichs in de ontwikkeling van het embryo: in de eerste dertien weken zou het uranisme als een geestelijke eigenschap ontstaan. Deze vorm van seksualiteit vloeide volgens Ulrichs voort uit de bepaalde natuur van een persoon, en daarom keerde hij zich ook tegen strafbaarstelling. Tot aan het begin van de twintigste eeuw bestond ook in Nederland verwarring over de precieze betekenis van begrippen die met homoseksualiteit samenhingen. De arts N.B. Donkersloot ^ees de inzichten van Ulrichs af. Hij verklaarde de "perverse geslachtsdrift" uit een aangeboren, abnormale hersenwerking. Daar had hij overigens geen duidelijk fysiologisch bewijs voor gevonden. Zijn stelling stoelde slechts op de mening dat een neiging die zo strijdig was met de natuur, niet anders kon zijn dan een afwijking van diezelfde natuur. Rond 1890 werd de term 'homoseksualiteit' voor het eerst

Het fundament van de seksuologie is de biologie en sociale psychologie geworden. in Nederland gebruikt. Dat ging gepaard met een vernieuwing in de wijze waarop men homoseksuelen beschouwde. Niet zozeer het aangeboren karakter stond centraal, maar de invloed van opvoeding en milieu. Deze benadering maakte behandeling van homoseksuelen mogelijk met therapeutische technieken als hypnose.

N

a de eeuwwisseling ontstond een voorzichtige beweging die de emancipatie van homoseksuelen tot doel had. De arts-criminoloog dr. ArnoldAletrino, tevens schrijver van zwaarmoedige novellen, stelde dat 'uranisme' was aangeboren, maar dat de uranist zich seksueel diende te onthouden. Ondanks de inzichten van Aletrino, die zich keerde tegen de zedeloosheid van veel uraniërs, ontstond veel verzet tegen zijn ideeën. Dat verzet had vooral betrekking op zijn stelling dat er ook normale uranislen bestonden. In de Tweede Kamer waren de conclusies van Aletrino voorwerp van kritiek van de toenmalige minister-president Abraham Kuyper. Deze keerde zich tegen een universiteit

18

- de Universiteit van Amsterdam - die een docent toeliet die dergelijke meningen verkondigde. Aletrino voelde zich zo door Kuyper aangevallen, dat hij zich haastte te verklaren dat hijzelf géén homoseksueel was. Later namen anderen het pleidooi voor emancipatie van homoseksuelen over. Jhr.mr. J.A. Schorer beweerde in een gerenommeerd juridisch tijdschrift dat homoseksualiteit een normale variëteit van de geslachtsdrift was. Niet alleen collega-rechtsgeleerden vielen deze positie aan, ook in het parlement en in de pers woedden heftige discussies over 'de goede zeden.' De katholieke minister van justitie mr. E.H.R. Regout diende in 1911 een wetsvoorstel in waarin een artikel stond dat homoseksuele ontucht met minderjarigen verbood. Schorer richtte - na aanvaarding van dit artikel door de Tweede en Eerste Kamer - het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komité op. Dit gaf in 1912 een brochure uit waarin een rechtvaardiger beoordeling van uranisten werd voorgesteld: Wat Iedereen behoort te weten omtrent Uranisme. Tot de ondertekenaars behoorden de architect Berlage, de socialist mr. W.A. Bonger, de schilder Theo van Doesburg, schrijver Marcellus Emants, Herman Heijermans, J. Rutgers en M.W.H. Rutgers-Hoitsema en Annette Versluys-Poelman. Dat ook een aantal letterkundigen de brochure ondertekenden, hoeft geen verbazing te wekken. Rond de eeuwwisseling bestond in Nederland een rijke traditie van literatuur met een 'homo-erotische' inslag. De romans van Jacob Israël de Haan en Louis Couperus spanden wat dat betreft de kroon. Na 1911 was het echter gedaan met de "tamelijk luchtige wijze" waarop zij over homoseksualiteit konden schrijven. De zedenwetten speelden in dat opzicht een rol, maar ook de veroordeling van Willem de Mérodev^egens ontucht met een minderjarige.

D

e 'uitdoktering' van de homoseksueel, waarover Gert Hekma spreekt, heeft te maken met zowel de vondst van de term homoseksueel, als met de medische lading die eraan werd gegeven. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden seksualiteit en homoseksualiteit steeds vaker als biologische verschijnselen, als driften bekeken. Op grond daarvan werden maatschappelijke strategieën ontwikkeld. De biologische en psychiatrische grondslagen die toen zijn gelegd, beïnvloeden, zo stelt Hekma, nog steeds het sociale en seksuele leven. Er is een verdeling tot stand gekomen van seksuele normaliteit (heteroseksueel) en seksuele abnormaliteit (homoseksueel). En wat normaal is, is de norm. Het fundament van de seksuologie is de biologie en de sociale psychologie geworden. Omdat, aldus Hekma, "seks allereerst als instinct en vervolgens als relatie werd gezien." De onderdrukking uit de vorige eeuw en het begin van deze eeuw heeft plaats gemaakt voor een grotere tolerantie jegens homoseksuelen. Ongetwijfeld heeft deze tolerantie ook te maken gehad met de democrateriseringsbewegingen van mensen die in de jaren zestig streden voor gelijke rechten van negers, vrouwen en andere onderdrukte groeperingen. De aandacht voor, en kennis ever de ondergeschikte positie van deze groepen is alleen maar groter geworden - hetgeen overigens nog niet betekent dat daarmee alle misstanden ook zijn verdwenen. Maar dankzij die openheid is bijvoorbeeld de acceptatie van homo-

VU-MAGAZINE - DECEMBER 1987

seksueel gedrag groter geworden. In sommige kringen is het zelfs bon ton voor de eigen homoseksualiteit uit te komen. Uiteraard is dat niet overal het geval: in kerkelijke kringen kunnen homoseksuele ambtsdragers lang niet overal terecht, zoals beschreven wordt in het boek Wie ben Ik, dat Ik dit NIET doen mag? Om nog maar te zwijgen van de officiële leer van de rooms-katholieke kerk, die het prakti-. zeren van homoseksualiteit immers categorisch afwijst. Bovendien lijkt het politiek gekrakeel over de Wet Gelijke Behandeling - vooral waar het gaat om de mogelijkheid tot het kunnen weigeren van homoseksueel onderwijzend personeel - vooralsnog niet te wijzen op acceptatie van homoseksuelen in brede kring. Aan verschillende universiteiten in ons land wordt inmiddels onderzoek verricht naar homoseksualiteit. Bij deze afdelingen 'homstudies' valt een sterke scheiding te constateren tussen mannelijke en vrouwelijke homoseksualiteit. De lesbische studies bevinden zich vaak in het verlengde van de vrouwenstudies. De theorieën die in de 'mannen' afdeling worden ontwikkeld, zijn niet zomaar toepasbaar bij de andere afdeling. Als men het heeft over homoseksualiteit, bedoelt men vaak alleen de mannelijke of de vrouwelijke. De dissertatie van dr. Gert Hekma, gaat bijvoorbeeld uitsluitend over mannelijke homoseksualiteit.

VU-MAGAZINE - DECEMBER 1987

O

mdat vrouwelijke homoseksualiteit anders was en is georganiseerd dan mannelijke, voltrekt historisch wetenschappelijk onderzoek daarnaar zich ook langs andere lijnen. De 'lesbische liefde' heeft zich veel minder in de openbaarheid voltrokken dan onder mannen het geval was. Bovendien waren vriendschappen tussen vrouwen onderling veel minder verdacht dan die tussen mannen onderling. Het gevaar is echter niet denkbeeldig dat hedendaagse historici met hun denkbeelden over lesbianisme, op vrouwenvriendschappen van eeuwen geleden een etiket plakken dat daar niet hoort. Zo lijkt het weinig zinvol vast te stellen of bijvoorbeeld Aagje Deken en Betje Wolff nu wel of geen lesbische relatie hadden.

Wel wordt door sommige historica's gesuggereerd dat de medische wetenschap zich op een bepaald moment ging bemoeien met vrouwenvriendschappen waardoor deze uiteindelijk 'ziekelijk en abnormaal' werden gevonden. De Amerikaanse onderzoekster Martha VIcinus, verbonden aan de Universiteit van Michigan, onderzocht vriendschappen van meisjes op kostscholen. Zij beschrijft het spanningsveld tussen de wenselijkheid hechte vriendschappen te sluiten, en de angst dat die banden sterker zouden worden dan de band met de familie. De vriendschappen en verliefdheden waren - hoe sterk ook -maar in een beperkt aantal gevallen seksueel van karakter. Voorop stond de combinatie van liefhebben door middel van

19

Vrouwenvriendschappen, één van de foto's die Gon Buurman in opdracht van de Sctiorer-stichting maakte. De foto's zijn gebundeld in'Poseuses, vrouwenportretten' (uitgeverij An Del<l<er/Schorer). Tijdens het congres is een tentoonstelling van de foto's te zien. Demonstratieve actie van homoseksuelen in Den Bosch tegen de katholieke kerk. Foto's ANP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's

VU Magazine 1987 - pagina 461

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's