GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 270

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 270

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Huub Angenent: niet zo pessimistisch. Foto Elmer Spaargaren

lijk grip krijgen op de massa's jeugdige delinquenten die dronken achter het stuur kruipen, de vlag van de snackbar jatten, zonder enig motief etenswaren tegen winkelruiten smeren, of een Duitse toerist een honkbalknuppel in de nek leggen. Dus wordt er een beroep gedaan op de wetenschap. Voor sommige criminologen betekent de zomer dan ook een periode van hard er tegenaan. "Aan het eind van de zomer ben ik helemaal af," weet dr. B.M.W.A. Beke nu al. "Maar je hebt dan ook wel enorm veel impulsen opgedaan." Samen met dr. H.L.W. Angenent vatte hij enkele jaren geleden, vanuit het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen, de studie op van de recreatiecriminaliteit. De term werd door Angenent bedacht. "Ik moet zeggen dat het werkt," vindt hij zelf. "Een woord dat pakt." Definitie: kleine criminaliteit als vrijetijdsbesteding. Inmiddels werken Huub Angenent (54) en Balthazar Beke (39) gescheiden. Net zoals psychiaters zelf gek kunnen worden en neerlandici taalfouten maken, valt er tussen criminologen weleens wat voor. Angenent zou niet meer weten waar Beke uithangt en wat hij tegenwoordig doet. "Ach zo gaat dat, je verhest die jongens uit het oog." Beke geeft een lang ojf the recort/-verhaal, waar veel bestuurlijk maar weinig wetenschappelijk verschil van inzicht uit af valt te leiden. Misschien is het vooral een verschil van toon dat de beide recreatiecriminologen van elkaar onderscheidt. De één neemt het allemaal net iets ernstiger dan de ander.

I

n zijn woonhuis in het rustige, vlak buiten Groningen gelegen plaatsje Haren vertelt Angenent, gezeten op het fluwelen bankstel, over het Zeeuwse dorp Renesse, waar hij ooit zijn werkterrein had liggen. "Ik ben helemaal niet zo pessimistisch over Renesse. Ik kan er met mijn ouwe kop gewoon doorheen te lopen. Ik heb me nooit bedreigd gevoeld, al loop ik soms wel even een blokje om, want dat is gewoon verstandig. Ik heb er weinig messen gezien en weinig verwondingen. Veel dronkenschap, dat wel. Maar die recreatiecriminaliteit in Renesse zou ik eerder omschrijven als vervelend dan ernstig."

Tussen ons in staat een reusachtige massief eikenhouten tafel. Aan de muur reproducties van Oudhollandse meesters. Niets dat herinnert aan de wereld van drank, dieverij en bravoure. Bij Balthazar Beke is de sfeer anders, zakelijker en eigentijdser. Hij werkt tegenwoordig bij het Criminologisch Instituut van de Katholieke Universiteit Nijmegen en leidt daarnaast de Advies- en onderzoeksgroep Beke. Dit bureau is gevestigd onder het woonhuis van de onderzoeker, te Arnhem, eveneens in een prettige omgeving. Toch lijkt de realiteit hier minder veraf te liggen dan in Haren. De inrichting wordt gedomineerd door eigentijds wit. De geïnterviewde neemt plaats naast zijn laserprinter en werpt een blik door het venster, waarvoor een preventief traliehek is aangebracht. "Recreatiecriminaliteit is onomstotelijk een probleem," vertelt hij. "In de zomermaanden kennen bepaalde recreatiegebieden een verhonderdvoudiging van de bevolking. Je kunt je nauwelijks voorstellen wat voor een invloed dat heeft op de infrastructuur, op het milieu, maar vooral op de beheersing van de openbare orde. De beperktheid van de politiemacht kun je dan vergelijken met de situatie die in Amsterdam zou ontstaan als je driekwart van de politie weg zou halen en zou zeggen: jongens, zie maar dat jullie het rooien. Het probleem van

de recreatiecriminaliteit is overduidelijk, terwijl er heel weinig aan gebeurt. Op zichzelf is dat logisch verklaarbaar. Er is geen enkele plaats die breed uitgemeten wil zien, dat ze er veel problemen mee heeft." Anders dan Angenent is Beke tijdens het veldwerk wel eens bedreigd. Hij is zelfs ooit onder politietoezicht geplaatst. En hij heeft, ook in Renesse, wel veel messen en verwondingen gezien. "Ik heb regelmatig jongens naar de arts gebracht. Dan bleef ik erbij en zag ze bloeden als een rund. Zodra ze zijn verbonden, vraag ik hun adres om eens met ze te praten. Zo krijg je wat meer achtergronden."

'A;

Is we vragen waarom iemand een wapen heeft, zijn .de motieven altijd defensief. Niemand zegt: ik heb een mes bij me om eens even lekker iemand overhoop te steken. Als je daders interviewt, geven ze altijd aan dat het om uit de hand gelopen situaties ging. Men trekt het mes voordat men het weet en denkt dat het de tegenstander afschrikt. Maar het trekken van een wapen blijkt niet dat effect te hebben. Bij observaties zie je dat een jongen uit stoerigheid een mes trekt, maar vervolgens slaat de ander niet op de vlucht. Dan staat hij daar met dat mes. Dat kun je dan niet meer in je achterzak steken." VU'MAGAZINE—JULI/AUG, 19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 270

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's