GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1992 - pagina 319

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1992 - pagina 319

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

doorleren op het terrein dat hem van huisuit zo bekend was? "Nee", zo luidt het wat kortaf klinkende antwoord. "Ik was gewoon van jongsaf aan geïnteresseerd in genetica." Setting

8

Een boerenzoon of -dochter met een knappe kop ging in het verleden naar de Landbouwhogeschool in Wagemngen. Liefde voor de agrarische branche was, samen met het besef te beschikken over een goed stel hersens, de voornaamste drijR'eer om naar deze Gelderse provinciestad af te reizen en er zich, gedurende een jaar of vijf te bekwamen in de hogere wijsheid van het landbouwen en veetelen. Dat was in een tijd waarin de agrarische sector, vergeleken althans met de industriële en dienstensector, van veel grotere betekenis was voor de nationale economie, dan nu het geval is. Wie denkt dat, met de geleidelijke afname van die betekenis, ook de aantrekkingskracht en het belang van de Wageningse instelling (die zich sinds '86 Landbouwuniversiteit mag noemen en die volgend jaar driekwart eeuw bestaat) is afgenomen, heeft het mis. 'Wageningen' groeit en bloeit als nooit tevoren. Gemeten aan het studentental is deze universiteit weliswaar de kleinste van ons land. Maar zo'n criterium is heel betrekkelijk, relativeert Hoofd VoorUchting Piet Aben. "Ga je uit van de hoeveelheid 'derde-geldstroomonderzoek' (onderzoek dat gefinancierd wordt door niet-universitaire opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld het bedrijfsleven; gjp), of van het geografisch oppervlak dat onze universiteit bestrijkt, dan zijn we de grootste. W e zijn bovendien de grootste landbouwkundige universiteit ter wereld. Zo zie je waarin een kleine universiteit groot kan zijn." Kortom: in Wageningen wordt goed geboerd. Of studenten die zich in Wageningen inschrijven zelf van agrarische komaf zijn, is onbekend; o m wille van de privacy wordt bij de aanmelding de vraag naar het beroep van de vader niet meer gesteld. Maar opvallend is dat de landbouwkundig geïnteresseerde leergierigen, qua regionale herkomst, een bijzonder grote spreiding vertonen. Aben: "Alle andere universiteiten in N e derland hebben een voornameHjk regionale functie; wie economie wil

l'j f/>GAZ!NE SEPTBv«EBl«2

studeren kiest een universiteit in de buurt. De studenten die vanuit het gehele land naar hier komen, hebben echter doelbewust voor Wageningen gekozen." Wat is de oorzaak van die speciale aantrekkingskracht? "De setting", zegt Aben, "is één van de voornaamste aantrekkelijkheden. In Wageningen bestuderen we het complexe geheel van de voedselvoortbrenging, te beginnen bij de bodem en het water, de daarop levende planten en dieren, tot en met de mens met zijn voedingsbehoefte en -fysiologie. Wij noemen dat 'de voedselkolom'. En die zit met onvoorstelbaar veel lijnen vast aan het fysische en het sociaal-economische milieu. Alle disciplines die hiermee te maken hebben zijn in Wageningen aanwezig. Neem nu een veeteelt-student; die kan hier daardoor kiezen voor zowel de diepte - genetica bijvoorbeeld, of moleculaire biologie - als de breedte: bedrijfskunde, marktkunde, maar bijvoorbeeld ook biotechnologie. Wat W a geningen uniek maakt is de optimale mogehjkheid tot integratie van vakken; de dwarsverbindingen die je hier kunt leggen zijn legio." Eendagskuikens Geen loze slagzin, zo blijkt onder meer uit een rondleiding door de stal waar khmaat-respiratiecellen staan opgesteld, die voor uiteenlopende typen onderzoek en proeven in gebruik zijn. Ing. W. van der Hel heeft deskundig als hij is op het gebied van de dierlijke stofwisseHng en energiehuishouding - hier de leiding en legt met verve uit waartoe het tijdelijk verblijf van bijvoorbeeld kippen, geiten en varkens in dergelijke cellen dient. In de cellen zijn alle omstandigheden onder controle: het klimaat (temperatuur, luchtvochtigheid en -snelheid), het dag-en-nachtritme, en de hoeveelheid voedsel. Aan de hand van een analyse van de warmteproduktie en de mate van activiteit van de dieren, van de luchtsamenstelling (het ammoniak- en CO2 gehalte met name) in de cel, en van de opgevangen mest en urine, kunnen de effecten van huisvesting, klimatologische en consumptieve omstandigheden nauwkeurig worden vastgesteld. Inzicht m de stofwissehng, legt Van der Hel uit, is van belang om te kunnen bepalen wat de negatieve gevol-

W. VAN DER HEL "VAN AANTOONBAAR

BELANG VOORü 'BEHOUDER, MAAR OOK VOOR DE FUNDAMENTELE KENNIS OP HET GEBIED VAN DE STOFWLSSELINC."

gen zijn van slechte huisvesting, voeding of klimatologische omstandigheden, of van een bepaalde ziekte. Zoiets heeft namelijk vérstrekkende consequenties voor het welzijn van het dier, en dus ook economische gevolgen. Van der Hel: "Het vaststellen van de warmteproduktie en de eiwitbalans kunnen ons inzicht verschaffen in bijvoorbeeld de hoeveelheid vet die een varken onder bepaalde omstandigheden zal aanzetten. Maar met dit soort onderzoek is het ook mogelijk de kans op sterfte te berekenen bij transport van pluimvee, zoals eendagskuikens en postduiven. Deze respiratiecellen zijn uniek in de w e reld. En het onderzoek dat we hierin verrichten is van aantoonbaar belang voor de veehouder die uit kleine marges z'n wmst moet halen, maar ook voor de fundamentele kennis op het gebied van de stofwissehng." Puur wetenschappelijk, maar ook belangrijk voor de praktijk!; die zinsnede zal ik tijdens mijn rondgang langs Wageningse onderzoekafdelingen vaker horen. Leghorns De 64 kippen in één van de cellen, die ik door een klein glazen ruitje kan observeren, zien er gezond uit en mogen, gezien de met grote, witte eieren gevulde leggoot, prat gaan op hun produktie. Maar voor mijn gevoel zitten ze in hun individuele kooitjes niet echt comfortabel. "Dat

lijkt maar zo", zegt Van der Hel. "Die kooien zijn betrekkelijk groot, vergeleken met die in een gangbare legbatterij. De dieren weten niet beter en produceren bovendien uitstekend. Dat doen ze alleen als ze goed behandeld en gehuisvest zijn." Het woord 'legbatterij' is gevallen. Immoreel? Van der Hel: "Dit hier zijn witte leghorns; die zijn als scharrelkip niet te houden, al zou je het willen." In een cel van veel kleiner formaat zit een Westafnkaanse dwerggeit opgesloten. Hij is vóór zijn eenzame opsluiting geïnfecteerd met de verwekker van een slaapziekte die onder de Afrikaanse veestapel veel slachtoffers maakt. In zijn buik is een zendertje geïmplanteerd dat elke halve minuut de lichaamstemperatuur doorgeeft aan een computer in de controlekamer. Zijn signalen zullen leiden tot beter inzicht in het effect van de ziekte op de energiehuishouding van zijn soortgenoten. Een goed doel. Maar aan het eind van deze proef wacht dit geitje de slacht. "We zijn zeer spaarzaam en terughoudend in het gebruik van proefdieren", benadrukt Van der Hel, "en houden ons in dit opzicht strikt aan de regels. Maar we willen die kostbare zender graag terug, en ook een analyse van de vitale organen, na afloop van de proef maakt het slachten van dit dier noodzakelijk." Het toepasbaarheidsgehalte van W a geningse onderzoekingen is, univer-

sitair gezien, bepaald hoog. Dat geldt overigens niet alleen voor de sector veeteelt, maar ook voor het meeste onderzoek op het gebied van land-, tuin- en bosbouw dat hier plaatsvindt. En niet alleen het commercieel geïnteresseerde bedrijfsleven is met deze toepasbaarheid gediend, want opvallend veel onderzoeksprojecten staan hier in het teken van ontwikkehngssamenwerking en vooral ook milieuhygiëne. De laatste is, naast de voedselproduktie, trouwens de tweede pijler waarop de Wageningse universiteit rust. En de cirkel is weer rond als büjkt dat juist ook het bedrijfsleven, voor zover het zich althans op de miheumarkt beweegt, zeer geïnteresseerd is in de resultaten van het Wageningse onderzoek op dit punt, bijvoorbeeld inzake het zoeken naar een oplossing voor het mestprobleem. Koekepan Toch vindt hier ook fundamenteel onderzoek plaats, zoals een vluchtige ontmoeting met de beminnelijke prof.dr. W.B. van Muiswinkel uitwijst. Hij maakt deel uit van de vakgroep experimentele diermorfologie en celbiologie, die nauw samenwerkt met vrijwel alle vakgroepen van de afdehng 'dierlijke produktie'. Van Muiswinkel zelf is celbioloog en zijn onderzoek is gericht op het immuunsysteem van vissen, met name dat van de karper. De keus voor dit dier is vooral door

praktische motieven ingegeven, aldus de hoogleraar. "Vissen hebben als voordeel dat het embryo zich buiten het hchaam ontwikkelt; dat maakt het doen van onderzoek een stuk gemakkeHjker. Daarbij komt dat de karper tegen een stootje kan, eenvoudig in gevangenschap te houden is, en tot een fHnk formaat kan uitgroeien zodat het nemen van bijvoorbeeld een bloedmonster geen problemen oplevert." "Pas op voor de spatten", zegt Van Muiswinkel wanneer we een ruimte betreden die tot de nok gevuld is met grote aquaria. De karpers, in allerlei soorten en maten, komen in heftige beroering. Met wijd opengesperde bekken verdringen ze zich achter het glas. Een geconditioneerde reflex, zo blijkt. "ledere keer als er iemand binnenkomt verwachten ze eten." Het voer staat, zorgvuldig gedoseerd, in plastic bekertjes boven de aquaria. In een bak bij de deur zwemmen twee uit de kluiten gewassen exemplaren rusteloos rond; P52 en P64 staat er met blauw op hun buiken getatoeëerd. "Dat zijn Poolse karpers", weet Van Muiswinkel, "die zijn hier al hun hele leven." Vervolgens wijst hij op een ander model: "Zie je die hogere rug en rondere vorm? Deze karpers zijn in Zuid-Europa speciaal gekweekt om ze beter in de koekepan te laten passen." Klonen "Verrassend is dat het immuunsysteem van vissen in principe dezelfde basisstructuur heeft als het onze", merkt de celbioloog op. "Vissen zijn al veel langer op aarde dan zoogdieren. Daaruit kun je afleiden dat dit systeem het in de evolutie kennehjk goed gedaan heeft." 'Immunologie en gezondheid' is slechts één van de drie onderzoeksthema's waarmee Van Muiswinkels vakgroep zich bezighoudt. 'Ontwikkehng en voortplanting', en 'voedselopname en groei bij vissen', zijn de andere. Fundamenteel onderzoek, akkoord. Maar toch met een zekere, praktisch toepasbare uitstrahng. Die gedachte dient zich aan als Van Muiswinkel het onderzoekslaboratorium toont, waar het overigens geenszins naar vis geurt. ("We werken hier met bloedmonsters en cellen; een hele vis komt hier doorgaans niet binnen.") In het lab worden recombinantD N A - en celhybridisatie-technieken

9

vu MAGAZINE

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1992 - pagina 319

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

VU-Magazine | 484 Pagina's