GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 348

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 348

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

zoekingen vaak ook nog een marxistisch getinte interpretatie. Soms gaan externalisten daar inderdaad aantoonbaar mee in de fout. Zo constateerde J.y4. Schumpeter al in de jaren vijftig een verband tussen het vroege kapitalisme en de opkomst van de moderne natuurwetenschap. Achter het harde individualisme van Galileï zou een geest van rationalisme schuilen. Een geest, die gewekt was door het opkomend kapitalisme. Schumpeter ging er dus kennelijk van uit dat de oude en tot dan toe heersende Aristotelische natuurfilosofie niet rationalistisch was. En dat terwijl juist Aristoteles bij de interpretatie van zijn waarnemingen altijd uiterst rationeel te werk was gegaan. De zeventiende eeuwse rationaliteit was niet meer of minder rationalistisch, maar anders: experimentele toetsing, empirie, werd de absolute basis voor de v/etenschappelijke praktijk. Externalisten vinden op hun beurt, en niet helemaal ten onrechte, dat de sociale en economische basis van de wetenschapsbeoefening lange tijd verwaarloosd is. In de meeste nieuwe publikaties op het gebied van de geschiedenis van de natuurwetenschappen is de aandacht voor de context nu echter verruimd. De scheidslijnen tussen in- en externalisten is daarmee aan het verwateren. Gevolg is dat de wetenschapshistorie steeds meer op gewone geschiedenis is gaan lijken.

Philosophia naturalis

38

Als er al sprake is geweest van een echte v/etenschapsrevolutie, dan was deze vooral mathematisch van aard. Beweging, ruimte en tijd werden in wiskundige formules vastgelegd. De ontwikkelingen in de wiskunde verliepen razendsnel. Voor de gemiddelde leek in deze tijd, zijn de berekeningen van Christiaan Huygens al niet meer te volgen. Toch blijft de vraag overeind in hoeverre deze ontwikkelingen een omwenteling in de wetenschappen hebben bewerkstelligd. Internalisten hebben wel gesteld dat de eenheid van wetenschappen - de idee dat alle wetenschap uit één bron voortkomt - sinds de zeventiende-eeuv/se revolutie, verloren is gegaan. De wegen van alfa- en van bètawetenschappers zouden hier uiteen zijn gegaan. Maar dat is geenszins het geval. De philosophia naturaUs, ofwel de natuur-

v u MAGAZINE SEPTEMBER 1994

wetenschap, behelsde veel meer dan wiskundige formules alleen. Aan iemand als Newton valt goed te zien dat hij zich van de scheidslijnen tussen alfa- en bètawetenschappen weinig aantrok. De meeste natuurwetenschappers uit de zeventiende eeuw wilden niets anders dan Gods schepping in kaart brengen. Want, stelden zij, de mens vindt God niet alleen in Zijn Openbaringen, maar ook in al hetgeen Hij geschapen heeft. En zo kan kennis van het 'boek der natuur' de mens nader tot God brengen. Die kennis biedt tevens een afdoende remedie tegen het atheïsme: wie het bestaan van God ontkent, ontkent tegelijkertijd Zijn schepping, namelijk de natuur. O m deze natuur te bestuderen werden rijke verzamelingen aangelegd van al wat groeit en bloeit. Belangstelling voor de natuurlijke historie van planten en dieren vergrootte de kennis van de natuur en was daarmee van groot belang voor de ontwikkeling van de natuurwetenschappen. Uit de groei van die natuurhistorische kennis valt veel te leren over de ontwikkeling van de wetenschap in de vroeg-moderne tijd.

Fabels In de zestiende eeuw se reef de Zwitser Conrad Gesner zijn 'Historica Animalium', de geschiedenis der dieren. Wanneer Gesner toekomt aan de natuurlijke historie van de pauw beschrijft hij niet alleen het uiterlijk en het gedrag van de vogel maar geeft hij tevens een lijst van vertalingen van het woord pauw. Daarnaast geeft hij alle denkbare associaties met de pauw weer. Hij schrijft over de bereidingswijze van pauwevlees, over de Pauwrivier in India en over de mythe van Argus, die honderd ogen had. Na Argus' dood veranderde zijn ogen in de stippen op de lange veren van de statige vogel. Gesner had zijn informatie geplukt uit alle boeken die hij maar vinden kon. De geschriften uit de oudheid, en met name die van Aristoteles en Plinius, waren voor hem de meest waardevolle bronnen. Tijdens de Renaissance was een dergelijke, 'emblematisch' geheten manier van schrijven niet ongewoon. Maar met de ontdekking van de nieuwe wereld ontstond er een probleem. Er werden steeds meer onbekende exotische planten (en soms

ook dieren) naar Europa overgebracht, waaraan geen enkel verhaal was verbonden. De voorgeschiedenis was onbekend. Het inzicht groeide dat vele fabels uit de overlevering eigenlijk niet meer serieus genomen konden worden. In de zeventiende eeuw werden emblematische verhalen dan ook als franje beschouwd. Feit en fictie moesten van elkaar gescheiden worden. Iemand die niet eens zoveel heeft bijgedragen aan deze ontwikkeling maar deze wel het duidelijkst verwoordde was Francis Bacon. Hij vond het hoog tijd om oude boeken aan de kant te schuiven en de wetenschap te zuiveren van alle dwalingen uit de oudheid. Alleen op basis van eigen observaties kon men tot algemene uitspraken komen. Bacon had weinig op met de wiskunde als zelfstandige tak van wetenschap, wat voor sommige internalisten de reden was om hem geheel weg te schrijven uit de geschiedenis van de natuurwetenschappen. Het is waar: Bacon heeft v/einig toegevoegd aan de ontwikkeling van de natuurkunde. Toch was Bacon de profeet van een nieuwe wereld. Nova Atlantis. In zijn utopie beschreef hij een eiland, ergens in de Stille Zuidzee, waar wetenschappers zich georganiseerd hadden in Salomon's House. Gezamenlijk verrichtten ze onderzoek naar allerhande natuurverschijnselen die op het eiland werden nagebootst: kunstmatige v/aterbronnen, bliksem en meteoren bijvoorbeeld. Vanzelfsprekend waren er ook grote botanische tuinen aangelegd.

Royal Society Geïnspireerd door Bacons ideeën begonnen Britse wetenschappers zich rond 1660 te organiseren. De Royal Society, het vermaarde natuurwetenschappelijke genootschap, werd in Londen opgericht. Robert Boyle, Edmund Halley, Isaac N e w ton, Robert Hooke; zij waren allemaal lid van dit eerbiedwaardige genootschap. Zij hielden zich bezig met onder meer het verzamelen van gegevens en met experimenten. Uiteraard waren ook zij geïnteresseerd in de vele rariteiten die uit de nieuwe wereld op hen afkwamen. Boyle instrueerde reizigers om een natuurlijke historie te schrijven van het land dat ze zouden bezoeken. In zijn 'General Heads for a Natural History of a Country, Great or

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 348

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's