GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 335

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 335

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit op het oog wat ambivalente respect voor het ondoorgrondelijk geheim der dingen (want, nota bene, geuit door een doorgewinterde exacte wetenschapper die gewend is dagelijks de werkelijkheid genadeloos tot in het kleinste detail te ontrafelen o m haar te leren kennen) doet denken aan een soortgelijk standpunt zoals verwoord door de Delftse hoogleraar A. van den Beukei, de auteur van 'De dingen hebben hun geheim'. Waar Van den Beukei in de onaantastbaarheid van die laatste mysteries echter een extra bevestiging vindt voor zijn christelijk godsgeloof, laat Vroman het bij een puur ongodsdienstige maar warme liefde voor de werkelijkheid, die qua intensiteit bovendien bepaald niet onderdoet voor Van den Beukels eerbied jegens de dingen. H o e intens Vromans liefde is, valt aan de hand van zijn poëzie afdoende te illustreren. Bijvoorbeeld met een fragment uit 'Ik zie de straat weglopen' (opgenomen in zijn verzamelbundel): Niets is te klein voor liefde van vlakbij. / Wie diep genoeg naar binnen gaat / vindt in de ruigste Mensenhaat / een fraai beschilderd ei.

WÊi^m^Êmm^ Chronisch

tijdgebrek

Niet alleen de overtuiging dat het laatste geheim altijd bewaard zal blijven, maakt Vroman tot een fysicus die, vergeleken met zijn vakgenoten, opmerkelijk bescheiden is inzake de potenties van de wetenschap. Een chronisch tijdgebrek is mede debet aan dat besef altijd achter de feiten aan te zullen lopen. Dat besef klinkt al enigszins door in enkele regels van het hierboven reeds volledig geciteerde gedicht 'Bloedingstijd', (zo vlug als ik die cellen maak / zo traag weet ik er van.) In 'Warm, Rood, Nat & Lief' legt hij uit wat hij ermee bedoelt. Vroman vertelt eerst dat elke eiwitmolecule vergelijkbaar is met een woord van honderden aminozuurmoleculen gekozen uit een alfabet van twintig, die vervolgens aaneen geregen zijn, en dat zo'n woord meestal ruim vijftig keer langer is dan het langste woord uit de Nederlandse taal. Vervolgens vraagt hij zich af hoeveel tijd nodig is om alle eiwitten in het lichaam te lezen in de hoop één enkel moment uit het leven volledig te begrijpen. Aannemend dat het menselijk lichaam voor vijf a tien procent uit eiwit bestaat, blijkt volgens Vromans berekeningen, dat hiervoor een leestijd van tien miljoen jaar nodig zou zijn. O m de absurditeit hiervan bevattelijk te maken tekende Vroman een serie prentjes met begeleidende teksten, waarop hij en zijn echtgenote Tineke onafgebroken bezig zijn die tekst te lezen; eerst als in dierehuiden gehulde holbewoners, tenslotte als astronauten. Maar om te lezen is Hcht nodig. En waar moet dat vandaan komen in die aardedonkere grot? "Het is de tekst zelf die m brand staat", schrijft Vroman, "want het licht van onze inteUigentie is zelf een produkt van wemelende eiwitmoleculen in onze hersenen." "Biologie", schrijft hij vervolgens, "is zo iets als zitten in het pikkedonker, met alleen een plattegrond en een lucifer. Dan kan je niets beters doen dan de plattegrond in brand steken en bij het licht van de vlam dat deel ontcijferen waar je misschien wel bent en datje niet al in brand had gestoken." Eerder al, in een gedicht uit 1980 (hier geciteerd uit de verzamelbundel) bracht Vroman het avontuurlijke, maar feitelijk nutteloze van de hele onderneming al eens fraai onder woorden: Wij verzinken in het zweetbad van ons brein / de waarheid onherroepelijk vervangen / door produkten van

ons vrezen en verlangen / wij zijn vreemdelingen in de wereld die wij zijn / vreemde dingen I in de weer / schijn.

WÊ^m^ÊÊÊÊm^

In vivo

eKperiment

Wie zou denken dat voor Vroman de kunst, en dan met name het schrijven van poëzie, een fraaie compensatie is voor de Sysiphus-arbeid van de wetenschapper, heeft het mis. Dichten, vindt hij al sinds jaar en dag, is de gewoonste zaak van de wereld. Z o gewoon dat hij eigenlijk niet graag 'dichter' wordt genoemd. In 'Warm, R o o d , Nat & Lief' verklaart hij dichten geen vak te vinden, en dichter "evenmin een beroep als spijsverteren en wat eng om voor betaald te worden, laat staan het m het openbaar te doen." Telkens weer verbaasd, voegt hij daaraan nog toe, "dat mijn ontlasting voor anderen niet stinkt." Geloof me, iedereen kan dichten is dus met toevallig een versregel van de man die 35 jaar geleden aan collegadichter Bert Voeten schreef hoezeer hij het "verdomd godderige van het volmaakt gedicht" haatte. Hij zou graag, schrijft hij daarin verder, "de poëzie die men deze laatste eeuwen zo zorgvuldig heeft losgeweekt uit het dagelijks leven, schoongepoetst en opgeplakt, terugbrengen tot een ogenblik in de gebeurtenissen van de dag. In de fysiologie kan men ook niet alle conclusies trekken uit in vitro proeven met weefselculturen en geïsoleerde hoewel p o m pende harten; men moet altijd terug naar het in vivo experiment." Niet voor niets verwijst Vroman hier voor zijn geloofsopvatting inzake de poëzie naar zijn wetenschappelijke werk. Want die twee polen, zo zal inmiddels duidelijk zijn, blijven voor hem onlosmakelijk met elkaar verbonden. Aad Nuis, tegenwoordig D66-parlementariër maar ooit vermaard vanwege zijn scherpzinnige literaire kritieken, schreef eens in een dagbladrecensie: " D e kracht van Vromans poëzie heeft altijd gelegen in de combinatie van een uiterst gevoelige concentratie op het intiem persoonHjke met de onverstoken nieuwsgierigheid van de wetenschappelijk onderzoeker." Was er alleen het eerste geweest, schrijft Nuis, dan was Vromans wereld in alledaagse knusheid verstikt geraakt. Was er daarentegen alleen de fascinerende maar onherbergzame microkosmos onder de microscoop als bron geweest voor Vromans poëzie, dan zou het daarin te kil geworden zijn. Beide polen, aldus Nuis, houden elkaar in leven. En houden dus vooral ook Vromans poëzie in leven, zou daaraan onmiddellijk moeten worden toegevoegd. Net zo levend als het bloed in zijn aderen, dat alleen dankzij het uiterst gevoelig en flexibel herschikkingsvermogen van het natuurlijke bloedvat, van zijn dodelijk neiging tot stollen kan worden weerhouden. Vromans dichtader is tot die vitale evenwichtskunst als geen ander in staat. Die kunst mag wat mij betreft dan ook het echte 'Vromaneffect' heten.

Geraadpleegd zijn onder meer: Leo Vroman, ' W a r m , Rood, Nat & Lief, Uitgeverij Contact, 1994; Leo Vroman, 'Gedichten 1946 - 1984', Querido, 1985; Dr. L. Vroman: ' W e kennen alleen stervend bloed', in: P.F.W. Strengers, W . G . van Aken e.a., 'Bloed; Van magie tot wetenschap'; Wetenschappelijke Bibliotheek (Natuur & Techniek).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 335

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's