GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 199

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 199

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

uit 1966): "Ieder mens zou een dier moeten zijn, moeten sterven / in de herfst, en in de lente weer worden geboren". Zuiderent merkt op dat er in Koplands poëzie vaalc een verlangen voelbaar is om zo vanzelfsprekend te leven als de dieren, bijvoorbeeld, zoals in het gedicht 'Mens en schaap', als schapen (zij het uitdrukkelijk als schapen zonder herder); een verlangen te "leven nog in de tijd hiervoor, // toen de mens nog schaap was, nog alleen / gras sprak, lucht las, water schreef." Het gedicht is '' een schoolvoorbeeld van wat Zuiderent omschrijft als een "spel van paradoxen" dat "een soort gelukzalig verleden-inhet-heden [schetst] van wezens die zich er niet eens van bewust zijn dat zij bestaan, maar die puur ervaring zijn." De grootste paradox vindt Zuiderent . . ^ Zijn. En het feit dat die gelukzalige situatie 'taailoos' is, terwijl Kopland dit ideaalbeeld toch slechts dankzij taal onder woorden kan brengen. Ik leg Kopland deze visie voor en citeer ten overvloede de voorlaatste regels van zijn gedicht 'Belvédère' - "Er komt een tijd dat wij weer / vogels zijn" - die hij zonder haperen uit het hoofd zelf aanvult: "liefste, als toen, // voor wij er waren." Zit in dit alles, vraag ik hem, niet vooral de paradox verscholen van een diep verlangen naar een algeheel opheffen van dat hinderlijke, menselijke zelfbewustzijn; van een van die twee zwijgzame mannen dus?

de mat geveegd worden." Van den Hoofdalcker steekt een nieuwe Gauloise op en kijkt naar buiten waar het inmiddels heviger dan ooit is gaan sneeuwen. Hij grinnikt, zegt dan: "Ik denk dat ze iets uitdagends heeft willen zeggen", en laat andermaal een lange stilte vallen, alvorens langzaam en zacht sprekend, maar zorgvuldig een reactie te formuleren. "Mijn poëzie drijft erop, zoals je zelf al zei. Het zou dus nogal vreemd zijn als ik het op dit punt met Palmen eens zou zijn. Poëzie - niet alleen de mijne - doet in feite niets anders dan gelijktijdig dingen zeggen die eigenlijk tegelijkertijd niet gezegd kunnen worden, omdat ze botsen, elkaar tegenspreken of op het eerste gezicht niets met elkaar te malcen heb. .

''Wetenschap bedrijven is vooral

ben. Daarmee verschuilt de dichter

nieUWSgieilg

zich niet voor een of ander moreel conflict, hij is niet laf; hij is dan juist heel authentiek. Hij veegt geen dingen onder de mat; hij roept juist vragen op, opent ogen. Zodra de keuze gemaal<;t is, en de zaak glashelder, is voor mij de essentie eruit. Die essentie is - althans, voor zover het de poëzie aangaat - dat de dichter iets probeert te zeggen dat er wel is, maar dat, normaal gesproken, in de conventionele omgangstaal niet te zeggen valt. Een dichtregel kan in het informatieverwerkende systeem van de mens wonderlijke dingen teweegbrengen, zoals ontroering en gevoelens van inzicht en helderheid; kortom, de ervaring opleveren die ik in mijn essaybundel omschreven heb als het gevoel alsof er plotseling een slot openspringt. Dat is de kracht van poëzie, dat je met behulp van taal, bij anderen een slot kunt laten openspringen."

beseffen dat de antwoorden die je krijgt afhankelijk zijn van de vragen die je stelt."

"Niet zozeer het opheffen daarvan. Dat verlangen heeft vooral te maken met nieuwsgierigheid hoe het is om een dier te zijn. Wij kunnen ons er geen voorstelling van maken hoe een dier de wereld beleeft; hoe het is om het zonder zelfbewustzijn te moeten stellen, zonder tijdsbeleving ook, om zonder bedenkingen dit bestaan te aanvaarden zoals het is. Het is dezelfde geïntrigeerdheid die je ook bij Rudy Kousbroek aantreft: wat is dat dan, een dier zijn? "Maar je hebt wel gelijk wanneer je daarin bovendien een verlangen bespeurt naar een ongebroken, argeloos bestaan, zoals dat, denk ik, in ieder mens wel leeft. Ook dat is echter weer een paradox: je kunt dat verlangen alleen maar hebben en ervaren dankzij het feit dat de realiteit wordt gevormd door het tegendeel. Wat ik bedoel te zeggen is dit: zoals je momenten van tijdloosheid alleen maar kunt beleven dankzij de tijd, zo kun je alleen maar verlangen voelen dankzij de ervaring van gemis."

En zonder paiadoxen lukt dat niet. Want de paradox fungeert als de elektriciteitscentrale die het gedicht van de nodige spanning voorziet. "Je creëert een spanningsveld, dat is juist. Hef je dat op, dan houd je niets over; in elk geval geen poëzie." Hoe dan ook, paradoxen te over in de poëzie van Rutger Kopland, zoals ook blijkt uit een beschouwing van neerlandicus en dichter Ad Zuiderent over hoofdmotieven in Koplands werk. Zuiderents essay is opgenomen in 'Dichters brengen het te weeg', een bundel over de 'metafysische vraagstellingen in de moderne Europese poëzie' die eind 1994 bij Kok verschenen is. Hij gaf het als titel de beginwoorden mee van een regel uit 'Onder het vee' (een gedicht dat afkomstig is uit Koplands laatste, in 1993 verschenen bundel 'Geduldig gereedschap', en waarvan de titel weer verwijst naar zijn gelijknamige debuutbundel

WETENSCHAP, CULTUUR

We houden van het leven dankzij het feit dat de dood onontkoombaar is. "Wat zou er aan zijn als we het eeuwige leven hadden? Onsterfelijkheid lijkt me een gruwel."

ei> SAMENLEVING

13

- MEI

199s

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 199

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's