GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 66

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 66

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

AcADEMiA

POËTICA

'3t 3\ööp ]ö mee ns^^r die qrot I waar je meet, ^er^eiijkt waar je leeft doov de grenzen te bespelen / vm övv^nv\qör\

Ode aan de slordigheid n april 1987 vertelde de dichter/bioloog Dick Hillenius tijdens een uitvoerig vraaggesprek in dit blad, dat twee versregels van J.C. Bloem hem al vijfendertig jaar lang intrigeerden en inspireerden:

I

In een ander gedicht (fragment uit het langere vers 'bij de huid') is de zin van het wetenschappelijk observeren en conserveren daarentegen betrekkelijk positief gepostuleerd, als een compensatie voor verlies:

Want ik wist door een keuze verloren Elk ander verlokkend bestaan

wat gebeurt er als /e kijkt als je kijkt om te onthouden en als je tast je hand legt op het andere wat sleep je mee naar die grot waar je meet, vergelijkt waar je leeft door de grenzen te bespelen van ervaringen, waar je namen geeft de wereld in zinnen vangt terugroepbaar bewaart in het terugroepen probeert verlies te ontkrachten^

Bloem was geen wetenschapper, Hillenius wel. En in het interview, dat overigens zijn laatste zou worden (Hillenius overleed vollcomen onverwacht enkele maanden later), legde hij uit dat dit geen fraai geformuleerde nonsens was, maar een tekst waarin Bloem, misschien onbewust, een heel belangwekkende wetenschappelijke wetmatigheid verwoordde. In strikt biologische zin riep het fragment bij Hillenius associaties op met de evolutietheorie. Slangen bijvoorbeeld, hebben er, bij wijze van spreken, in een ver verleden voor gekozen zonder ledematen door het leven te gaan, waardoor zij nooit nalcomelingen zullen krijgen die een ander verlokkend bestaan, zoals dat van vliegenier of pianist, kunnen leiden. Desondanks bleven Bloems dichtregels ook voor Hillenius hun raadselachtigheid behouden,- hij had er, zei hij, nog lang geen grip op. Zelf heeft Hillenius ook van dit soort intrigerende gedichten geschreven waarin - net als bij z'n collega-dichter/bioloog Leo Vroman - zijn beide bezigheden voortdurend in ell<:aar overlopen, naar eUcaar verwijzen en elkaar onderling versterken. Dichten en de wetenschap bedrijven waren voor Hillenius dan ook loten aan dezelfde stam. Om ze niet teveel uiteen te laten groeien achtte hij slordigheid een deugd en het hebben van slecht geïsoleerde hersenhelften een zege; dankzij die omstandigheden kon hij onbekommerd bezig blijven de splijtende polariserende wetenschap en de verzoenende paarlust van de kunst op elkaar te laten botsen. Met name in 'Wat kunnen wij van rijke mensen leren' (in 1986 verschenen bij Van Oorschot) komen zullce gedichten voor. En het is typerend voor de aversie van de auteur tegen rigoureuze scheidslijnen, dat zij in deze bundel gewoon staan afgedrukt tussen de populair-wetenschappelijke essays die van het boek de hoofdmoot vormen. Sommige van die gedichten lijken een kritisch commentaar op de beperkingen die de methodologie de empirische wetenschap oplegt:

Over kijken en wat daarop volgt gaat ook het volgende vierregelige vers. Deze simpele aantekening lijkt in grote haast tijdens veldwerkzaamheden door de bioloog te zijn neergekrabbeld. Maar de eerste regel kan, behalve op biologische observatietechnieken, ook zomaar slaan op het belangrijkste inzicht uit de quantummechanica en de consequenties daarvan voor de methodologie in de wetenschap. Kijken is nooit neutraal Zelfs leeuwen ontwijken je blik Lang aanzien alleen als aanloop tot vechten of vrijen Soms reilct de strekking van Hillenius' poëzie, voor zover zij geheel of gedeeltelijk de wetenschap tot onderwerp heeft, echter nog veel verder dan dat. In het kleine gedicht 'Harmonie' treedt hij in het voetspoor van zijn leermeester Bloem, en zet hij in een miniem aantal woorden de essentie van de natuur, de evolutie en het leven op papier: van een hand grind wild weggeworpen raakt soms een kleine steen de roos de rest wordt niet gezien blind is natuur

het onderzoek vroeg dat ik stukjes knipte uit leven dat ik kennen wilde maar alles wat geknipt werd was dood die ik al eerder kende

D. PRINSEN WETENSCHAP,

CULTUUR

&) SAMENLEVING

64

- JANUARI/FEBRUARI

1996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 66

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's