GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 262

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 262

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

komen; een compensatie-regeling voor de natuur. Er is een uitruil, een vergelijking van winst- en verliesposten, mogelijk. Wij eisen méér natuur en betere natuur. Want kwantiteit en kwaliteit van de natuur zijn voor verbetering vatbaar,- daar moet aan gewerkt worden. De natuur is inzet geworden van een keihard politiek onderhandelingsproces waarin je hoog inzet om een alleszins redelijk resultaat te bereiken. Zoals een vakbond kan onderhandelen over loonsverhoging en normen inzake toelaatbare geluidoverlast op het werk, eisen de natuurliefhebbers hun moerassen en zeearenden. Daar hebben we recht op. De natuur heeft in zekere zin altijd buiten de politiek gestaan. De natuurliefhebbers deden vooral aan natuurbehoud- en bescherming. Ze opereerden defensief, hooguit wilden ze garanties dat bepaalde gebieden in Nederland niet ten prooi vielen aan de politiek, dat die niet geofferd werden op het altaar van de landbouw en de stadsvernieuwing. De politiek behoorde de eigen beperkingen te kennen, zich te realiseren dat de natuur zich onttrekt aan grootschalige ingrepen. De natuur leende zich slecht voor beleidsnota's en stuurgroepen, en dat behoorde zo te blijven. Maar deze defensieve benadering heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een grootscheeps offensief. Ruilverkaveling

Die verandering is niet zo heel verwonderlijk. In de afgelopen decennia heeft er een democratisering van de natuurliefde plaatsgevonden. Natuurrecreatie is een massaal tijdverdrijf geworden. Natuur- en milieu-organisaties zijn grote organisaties,- ze kunnen, wanneer dat moet, een aanzienlijke achterban mobiliseren. Bovendien is er sinds de jaren zeventig bij de overheid een ambtenarenapparaat gegroeid dat het bestuur van de natuur met kracht ter hand heeft genomen. Deze nieuwe coalitie eist niet alleen natuurbehoud maar vooral ook natuurontwikkeling. Er moet 'nieuwe natuur' komen. En dat kan ook omdat er tegenwoordig een overschot aan landbouwgrond bestaat. Het ene na het andere boerenbedrijf is gesloten. Eeuwen is het zo geweest dat de landbouw terrein veroverde op de vrije, ongecultiveerde natuur, maar tegenwoordig zijn de rollen omgedraaid. De vrije natuur slaat terug. Gronden die met veel bloed, zweet en tranen vruchtbaar zijn gemaakt, moeten nu ineens onvruchtbaar worden. Er zijn zelfs ruilverkavelingsgebieden die in hun oude chaos worden hersteld. De natuur is het domein van de politiek binnengedrongen en op een paradoxale wijze vermaatschappelijkt. Aan de ene kant willen we een natuur die niets met de maatschappij te maken heeft, we hunkeren naar wilde, ongerepte natuur; aan de andere kant eisen we dat de politiek dit voor ons regelt. Er bestaat

38

wcs JULI/AUGUSTUS 1997

zelfs zoiets als een Ecologische Hoofd Structuur, een plan om een verfijnd netwerk van natuurgebieden tot stand te brengen die met elkaar in verbinding staan en die de dieren de gelegenheid moeten bieden om van het ene naar het andere gebied te trekken. In Nederland wordt daarom druk gebouwd; niet alleen huizen, wegen en spoorlijnen, - de grote infrastructurele projecten waarover zo'n hevig politiek debat wordt gevoerd - op veel minder politiek opvallende wijze wordt er ook natuur gebouwd. In velerlei opzicht gaat ons land op de schop.

natuur is 'echt', hoogwaardiger dan die half-natuur. Een werkelijke terugkeer is uiteraard een onmogelijkheid. Natuurontwikkeling behelst geen terugkeer in de tijd maar is een daad van vooruitgang, een demonstratie van technologische en culturele superioriteit. De natuur bevrijdt niet zichzelf uit de omklemming van de cultuur, wij mensen schenken de natuur welwillend enige vrijheid. Het geeft aan hoezeer we de natuur getemd hebben, hoe groot onze macht over de natuur momenteel is. Het is een ultieme daad van zelfverzekerdheid.

Restauratie

We zijn niet bang meer voor de natuur. We zijn voor ons overleven ook minder afhankelijk geworden van haar grillen. En daarom kunnen we het ons permitteren om de natuur weer wat meer speelruimte en vrijheid te geven. Zoals een wielerkampioen zijn opponenten soms ook wat overwinningen gunt, vanuit het besef dat ze voor hem toch niet gevaarlijk zijn; hij blijft de baas van het peloton. De mens kan zich minder star en autoritair opstellen jegens de natuur. Dat bevestigt juist zijn suprematie, zolang de gezagsverhoudingen maar duidelijk blijven.

In de Oostvaardersplassen is het allemaal begonnen. Volkomen bij toeval ontstond in dit verwaarloosde, oorspronkelijk voor industrie bestemde gebied in de Flevopolders unieke natuur met een rijke flora en fauna. De natuur bleek, tot ieders verrassing, zichzelf te kunnen herstellen. Datgene wat definitief verloren leek, bleek te kunnen terugkeren. Allerlei diersoorten die al lange tijd niet meer in Nederland waren aangetroffen, maakten hun rentree. Er was een restauratie van de natuur mogelijk. En wat daar in de Flevopolders bij toeval was ontstaan, kon elders willens en wetens worden gestimuleerd. De mens moest, concludeerden natuurbeschermers, de natuur zonodig een handje helpen om deze restauratie mogelijk te maken. Ook de klassieke natuurbeschermers hadden het al over restauratie. Alleen hadden ze daarbij een ander landschap in gedachten, het Nederlandse landschap van rond 1850 en 1900. Dat negentiendeeeuwse landschap was al in hoge mate gecultiveerd, de mens had zijn sporen in de natuur achtergelaten. Niemand had de illusie dat men pure natuur aan het conserveren was, pure natuur bestaat in Nederland niet meer; in dit land bestaan alleen mengvormen tussen natuur en cultuur; een landschap met daarin molens, dijkjes en dorpskerken. Het gaat om cultuurlandschap of 'half-natuur', zoals dat ook wel genoemd is. En daar is niets tegen; half-natuur kan prachtig zijn. We hoeven niet te hunkeren naar ongerepte natuur alleen. Maar voor de natuurontwikkelaars ligt dat anders. Voor hun ideaal gaan zij verder terug in de tijd. Hun model is het Nederland van enige eeuwen na de jaartelling; een werkelijk woest landschap waarin de mens in geen velden of wegen valt te bekennen. Terug naar de oernatuur, terug naar het maagdelijke landschap, onbezoedeld door mensenhand. Want alleen zulke

Mens en natuur kunnen, zeker in Nederland, niet zonder elkaar. Dat geldt ook voor nieuwe natuur. De bedoeling is, dat de mens alleen in het begin even aanwezig is, de juiste uitgangssituatie creëert en het startschot lost, daarna moet de natuur zichzelf maar zien te redden. Maar in de praktijk is sprake van een meer dan minimale bemoeienis. Ook die nieuwe natuur moet regelmatig worden bijgestuurd en op de vingers getikt. De natuur houdt zich namelijk niet altijd aan onze afspraken. Wie de natuur namelijk haar eigen gang laat gaan, loopt het risico om niet een gevarieerd maar een monotoon landschap tot leven te roepen, eindeloze berkenbossen bijvoorbeeld. Wilde natuur genereert niet automatisch diversiteit en afwisseling, wij mensen daarentegen wel. Ook in de nieuwe natuur blijft de mens vaak nadrukkelijk, maar toch zo onzichtbaar mogelijk, aanwezig - een regisseur wiens invloed je weliswaar kunt vermoeden, maar die zelf nooit op het toneel verschijnt. Het oogt allemaal een tikje schijnheilig en het riekt enigszins naar bedrog. Pure natuur presenteren die helemaal niet puur is. Het wegmoffelen van de menselijke hand, terwijl die menselijke hand zich nog nooit zo nadrukkelijk heeft doen gelden als in het scheppen van wilde natuur. Nimmer is de natuur zo maakbaar geweest, maar tegelijk willen we die maakbaarheid onder geen beding onder ogen zien. We wensen een illusie in stand te houden. Dat roept onvermijdelijk gevoelens van cynisme op. Natuur die feestelijk wordt geopend; natuur die officieel in bedrijf wordt gesteld. In die termen schreef Koos van Zomeren er-

over in een artikel in NRc/Handelsblad. Zoals je kantorencomplexen en nieuwbouwwijken uit de grond stampt, doe je dat ook met de natuur. Een kolfje naar de hand van een projectontwikkelaar. Asielzoekers

De oernatuur is vooral een toeristische aangelegenheid. De mens is in die nieuwe natuurgebieden niet welkom als bewoner of bewerker van het land, alleen als recreant. Daar is niet zo heel veel tegen, zo lang het maar niet al te zeer ten koste gaat van het bestaande landschap. En dat gebeurt soms wel. Zo worden lage veenweidegebieden in Friesland met middeleeuwse dijkjes omgebouwd tot moerasgebieden. Zeer karakteristieke Nederlandse landschappen - landschappen waarin de geschiedenis van dit land tot uitdrukking is gebracht - worden daarmee om zeep geholpen, ten gunste van de vermeend ongerepte natuur; een achttiende-eeuws poldertje met mooie boerderijen en akkerland moet het veld ruimen voor recreatiebos. Schrijver Willem van Toom zegt - in een interview in De Groene Amsterdammer - dat je met zulke natuurbouw het nationale geheugen uitwist en dat de biotoop van de mensen niet 'de natuur' maar het bewoonde landschap is. Niet de ongerepte natuur is in de loop van de geschiedenis altijd het object geweest van schilders en fotografen, maar het cultuurlandschap met al zijn dorpen, watertjes en kastelen. Het is juist de menselijke aanwezigheid geweest die het landschap zo aantrekkelijk maakte. De critici van de natuurontwikkeling hebben ongetwijfeld gelijk. En toch heeft die nieuwe natuur zo haar bekoorlijkheden. Het is niet moeilijk, zeker niet voor iemand die een oppervlakkige relatie met de natuur onderhoudt, om onder de indruk te raken van een stukje nieuwe natuur als de Millingerwaard. Zulke natuur hadden we in Nederland nog nauwelijks. Het vergroot beslist de variatie en de rijkdom van het vaderlandse landschap, hoe geforceerd en schijnheilig het misschien ook is. En wellicht moet die natuurontwikkeling ook zo beschouwd worden: als een toevoeging. Niet, zoals overenthousiaste natuurontwikkelaars zouden willen, als de enige echte vorm van natuur waarnaar de rest van het landschap zich maar te voegen heeft. Niet als iets wat in de plaats behoort te komen van de bestaande cultuurlandschappen, maar iets dat er naast komt te staan. Een extraatje. Nieuwe natuur lijkt een goede zaak zolang zij niet tot dwingende norm wordt. Er is vast nog enige ruimte voor nieuwe natuur in ons land. Zoals Nederland zich altijd heeft laten voorstaan op zijn openheid jegens vreemde culturen, zo zouden de Nederlanders zich kunnen openstellen voor bijzondere 'naturen'. Er kunnen er altijd nog wel een paar bij; we zijn nog lang niet vol, wat vreemdelingenhaters ook mogen zeggen. Het landschap past zich daar wel bij aan en zal ongetwijfeld in staat zijn die nieuwe vormen van natuur te integreren. Gewoon een kwestie van gastvrijheid.

fotografie: Dieter Schutte & Lenny Oosterwijl<, m e t danl< aan Bart

wcs JULI/AUGUSTUS 1997

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 262

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's