Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 175
VAN REFORMATIE DOOR BREUKE MET DE BESTAANDE KERK.
Zoo
men
ziet
dat de vraag naar
„scheiden of
bl
ij
ven?"
l6l
volstrekt
waar men zoo eens het voor en tegen van beredeneert, of ook naar luim en inval zijn goed- of afkeuring over uitspreekt, maar dat integendeel, in tijden van kerkbederf, elk kind van God voor deze hoogernstige vraag in het diepst zijner ziel te staan komt, en wel heeft toe te zien, dat hij in haar beantwoording trouv/ bevonden disputabel punt
geen
worde voor
zijn
is,
God. Het zou toch
iets
schrikkelijks zijn, indien wij
onze kinderen bleven voortleven in een kerk, waarvan de Heere „Deze zijn een kerk van Satan, Jezus aan zijn apostel getuigen zou en
:
dat ze Gereformeerden zijn, en zijn het niet, maar liedie den !" Maar ook het zou schrikkelijk zijn, indien we door een uittreding of afscheiding een kerk uitgingen, die nog openbaring van
zeggen
Jezus' lichaam was, en alzoo als
synagoge van Satan veroordeelden
wat nog orgaan was van den Heiligen Geest. Beide zonden zouden even ernstig zijn, en niet dringend genoeg kan het daarom aan Gods volk op het harte worden gebonden, dat ze toch biddende en smeekende licht bij den Alleenwijze mogen zoeken, om ten deze voor dwaling te worden behoed en tegen valsche
keuze gevrijwaard.
Ons
komen weinige
althans
verschijnselen zoo bedenkelijk voor,
als de uitwendigheid, lichtvaardigheid
vele
Gods
kinderen
zich
en ondoordachtheid, waarmee
nog steeds over deze teedere en ernstige
quaestie heenzetten. Gelijk er, helaas,
nog altoos aan zoo oordeelen ook velen nog velen
zijn
die
drie staten geloo-
altoos ter goeder ven voor de ziel, trouw, dat er drie kerkstaten denkbaar zijn. Voor de ziel beelden ze zich in, dat een ziel óf dood óf levend óf ook noo- bekommerd kan zijn, en evenzoo stellen ze zich voor, dat een kerk óf de ware óf de valsche óf iets tusschen waar en valsch in kan wezen. Toch weet ieder onderleid en ingewijd geloovige dit van de ziel staat op grond van Gods Woord vast, dat alle meer ganschelijk dood is, leeft, en dat alle ziel die nog niet leeft, ganschelijk dood is. Zoo zijn dan schijnbekommerden noo" ganschelijk dood; maar ook waarachtig bekommerden reeds overgezet uit den dood in het leven. En ditzelfde nu geldt ook van de kerken onzes Heeren. Wat nog niet valsch is, is nog de ware kerk, en ook wat [niet meer de
beter. ziel,
Voor hem
die
niet
ware kerk is, s en ook voor de dus of nog de ware en valsche i
ganschelijk de valsche. Een tusschenstaat is er niet, kerken op aarde een vagevuur onbekend. Elke kerk is ware of reeds de valsche. Een mengsel van het zich te denken is ongerijmd. II
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's