Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 177
VAN REFOR MATIE DOOR BREUKE MET DE BESTAANDE KERK.
163
de kerk daarmee beginnen, dat hij droefheid naar God gevoelt over den jammerlijken staat waartoe zijn kerk verzonk. Die droeve sta?t zijner kerk zal hem als een oordeel Gods op de ziel wegen. Hij zal er leed over dragen om den Naam des Heeren, en nochtans zal hij niet klagen en niet morren, maar belijden dat God de Heere rechtvaardig is in zijn richten, want dat het volk des Heeren door zijn trouwelooslijk handelen driewerf dit oordeel heeft verdiend.
dat
volk
des
Heeren behoorende en
bundelke der levenden besloten, zal hij in die schuld van zijn volk voor God.
Zelf tot
kennende als in het zichzelven dan ook insluiten
zijn ziel
Niet bij maniere van redevan dat volk is en dus die schuld ook op hem rust/' neen, maar langs geestelijken weg van zondeovertuiging. Zijn eigen gestalte zal hem een hinder worden, en zijn eigen ongeloof en eigen liefdeloosheid en koelheid voor den hemel hem zoo bang op de ziel worden gebonden, dat hij 's Heeren doen rechtvaardig acht, al wierd in heel het volk geen andere ban dan zijn eigene zonde gevonden. Ook hier zal dus persoonlijke schudding der ziel over eigen zonde en verslagenheid onder de schuld van het volk des Heeren geesteneering,
lijk
,,dat
het volk. schuld heeft,
uitgangspunt
hij
zijn.
Deze verslagenheid des harten zal vanzelf invloeien van meerder genade en geestelijke verwakkering ten gevolge hebben; want ,,den nederige geeft Hij genade ;" en de reformatie der kerk zal alzoo daar beginnen, waar ze altoos moet aanvangen, t. w. bij de reformatie van het eigen hart en de reformatie van het eigen leven.
Een opnieuw zich bekeeren tot den levenden God en door verbondsvernieuwing met den God onzer trouwe voor onszelven en anderen het bewijs ontvangen, dat onze dorst naar kerkreformatie niet voortspruit uit den dunk, dat we beter zijn dan anderen, maar omgekeerd juist uit de diepe overtuiging, dat vooral onze schuld meê het oor-
Gods Vandaar
deel
inriep.
schrijdt
dan zulk een reformatie voort
tot
de eigen huis-
kerk. „Mij aangaande, ik en mijn huis, wij zullen den Heere dienen!"
En
gelijk een kring op het water zich in al wijderen kring uitbreidt, ook die reformeerende beweging zich dan vanzelf uitbreiden naar den nog wijderen kring van de gemeenschappelijke kerk. Voor zooveel aan hem ligt, zal hij die kerk dan niet uit de hoogte berispen, maar met doordringenden ernst manen en bidden, alsof God door hem bade, „laat u met God verzoenen!" Schonk de Heere er hem de gaven voor, dan zal hij zelf de stukken aan zijn kerkeraad voorleggen, waarin de liefde voor 's Heeren naam moet bekend worzal
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's