Contra-memorie in zake het Amsterdamsch conflict - pagina 54

:

^5

HET BEHEERSPLAN VAN

16.

1)K.

VAN KONKEL

dat van Steenberg, en is bemiddelend" -). Dr. Van Ronkel noemde het dus zeer duidelijk „mijn" voorstel, ja, stelde het tegen dat van Dr. Kuyper „Bemiddelend" tusschen dat van Steenberg en Kuyper, maar met over. eenige sympathie, wat de "basis betreft, naar Steenbergs kant. Ook de heer Van Linimik drong het voorstel o. a. met de opmerking aan „Juist de couciliante strekking van het voorstel heeft mij aangetrokken want vergeet niet, wij staan nog voor het concept van Kuyper'''' -). In de Kerkelijke Commissie is het voorstel dan ook alleen, dank zij Dr. Van Konkels doortastende verdediging, doorgegaan. De Kerkeraad stelde dit ontwerp, dat nu een voorstel van de Kerkelijke Commissie geworden was, in handen eener Commissie, bestaande uit de lieeren Dr. Stricker, Dr. Cramer, Roosmalen Nepveu, Glazener, Wormser Deze Commissie rapporteerde op 15 Maart 1875 en Swellengrebel ^). min gunstig, zij het ook dat de heeren Glazener en Swellengrebel tot aanDe Kerkeraad nam met zulk een neming van het voorstel rieden "*). rapport geen genoegen en noodigde zijne Commissie uit hem ten tweeden male van advies te willen dienen ''). Hieraan voldeed deze Commissie op 12 April daaraanvolgende, en concludeerde alstoen \^ om het ontwerpKuyper nu definitief van de baan te schuiven; en 2*^. om het denkbeeld van Dr. Van Ronkel slechts roor een gedeelte over te nemen ''), En toen eerst heeft Dr. Kuyper. ziende dat nu alle nadere regeling gevaar liep, zelf het voorstel gedaan, om zijn eigen ontwerp van de tafel te nemen, en zich tevreden te stellen met het mindere dat Dr. Van Ronkel bood ''). Tegen deze regeling is, gelijk de Classicale Memorie terecht opmerkt, op den Ssten Mei 1875 verzet aangeteekend bij het Classicaal Bestuur door de heeren Dr. Ph. H. Hugenholtz, Dr. H. P. Berlage en Ds. F. C. Pantekoek ^), tengevolge waarvan het Classicaal Bestuur onder dagteekening van 30 Mei 1875 den Kerkeraad om de vereischte inlichtingen vroeg ^). Dit scheen aan Dr. Van Ronkel toe eene gansch ongeoorloofde inmenging te zijn, waarom hij op 7 Juni 1875 deze motie voorstelde: „De Kerkeraad, gehoord hebbende het verzoek van het Classicaal Bestuur, en oordeelende, dat genoemd Bestuur incompetent is in zake het Beheer, gaat over tot de orde van den dag." Maar dit vond de Kerkeraad' toch wat al te kras. Hij besloot ivel te antwoorden, en droeg het ontwerpen van zulk een antwoord «p aan de heeren Dr Van Ronkel, Feringa en Karres ^^). En het waren deze heeren, die geen van drieën tot de geschorsten, en zelfs niet meer tot de leden van den Kerkeraad behooren, die alstoen op 6 September 1875 aan den Kerkeraad voorstelden, wat :

:

de

Classicale

(blz.

12).

Memorie

Hunne

noemt

.

„vergedreven Onbeschaamdheid"

conclusiën toch luidden

o.

m.

November

^^):

~)

Notulen Kerkel. Comm., dd. 36 Ibid., dd. 26 November 1874.

•^)

Kerheraadsprotoc.

'')

Ingekomen Stukken, no. 769. C. D, Kerkeraadsprotoc fol. 133. ~) Kerker aadsprotnc, Ingekomen Stukken, n". 772. ^) Ibid., n". 793^. Ingekomen Stukken, n^. 792. 'i) Kerkeraadsprotoc, fol. 19 Ibid., fol. 189.

^)

")

^) «) 1")

fol.

18 74.

121.

,

1..

fol.

138

— 145.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen