Contra-memorie in zake het Amsterdamsch conflict - pagina 42
40
§
BEPERKING VAN DEN INVLOED DER PREDIKANTEN.
12.
ten aanzien van de leden van een zuiver administratief lichaam, zooals de Kerk. Commissie is, slechts één grond van noodzakelijkheid denkbaar zijn, en die is niet genoeg vertrouwen in de thans administreerende leden. -Daarvan wordt dan ook door de voorstellers niet
gesproken, en tot heden
is
aan de Commissie
niet gebleken, dat de
Algemeene Kerkeraad eenig minder vertrouwen dan vroeger
in
haar
stelt.
Waar geen verdere motieven worden genoemd, behoeft de Commissie zich ook niet op het gebied der gissingen te begeven. De slotsom van deze beschouwingen is, dat de Commissie de voorgestelde wijzigingen ontijdig., niet ivenschelijk en erenmin noodzakelijk acht,
het verwerpen. geeft,
waarom
zij
den Algemeenen Kerkeraad in overweging gedaan 3 Januari 1870 te
voorstel door het Presbyterie
De Commissie (iv.
g.)
S.
Wildschut,
V) H. W.
(„
voornoemd.,
fd.
Voorzitter,
G. Ras, Secretaris.
Amsterdam., IG Mei 1870.
Van
ging kopie naar het Ministerie, het Presbyterie Diakenen; en voorts rustte de zaak in de maand Augustus, om eerst op 5 September ter afdoening voor te komen. Op dien dag ging het voorstel door met 60 tegen 50 stemmen ^). en
dit
het
schrijven
College
van
Nu merke men op, dat dit de allereerste vergadering was, die Dr. Kuyper bijwoonde; dat iu geheel deze zaak zijn naam zelfs niet genoemd wordt zijn
;
te
en vrage zich dan af, welke mate van vertrouwen in inlichtingen als het Classicaal Bestuur in zoo ernstige procedure heeft
stellen,
verstrekt.
§ 12.
De
Beperking van den invloed der predikanten.
Bestuur gaat nog verder, en 1870 aangebrachte wijziging. Gelijk toch boven aangehaalde zinsnede blijkt, was naar de meening des Classicalen vergissing
van het
Classicaal
betreft ook de strekking der in uit
Bestuurs hoofddoel van deze wijziging, om aan de Kerkeraads-corporatiën, en met name aan het Ministerie van Predikanten haar invloed op de keuze der Commissieleden te ontnemen. Zoo toch lezen we op bl. 7 ^Allereerst moesten de verschillende corporatiën, die van Predikanten, Ouderlingen en Diakenen, voor deze zaak opgeheven worden." Men ziet, van de „voordracht der Gemeenteleden" zwijgt de Classicale Memorie zelfs, en sterk doet ze daarentegen uitkomen, dat met name de Predikanten hierdoor te na werden gekomen. Immers ze getuigt: ,Bij Kerkeraadsbesluit van 8 September 1870 werden zelfs de Predikanten in deze op ééne lijn geplaatst tnet den jongsten Diaken ; ter Kerkeraadsvergadering komende, kon ieder van hen als gewoon lid stemmen, meer niet." :
^)
Rerkeraadsprotoc,
fol.
193.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 136 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 136 Pagina's